ECLI:NL:RBDHA:2024:4135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.6316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Somalische vrouw, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 19 februari 2024, hield in dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres had op 25 juni 2023 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat Nederland een verzoek om overname aan Frankrijk had gedaan, dat niet binnen de termijn van twee maanden was beantwoord, waardoor de verantwoordelijkheid van Frankrijk was vastgesteld op 26 oktober 2023.

Tijdens de zitting op 15 maart 2024 heeft eiseres aangevoerd dat de Dublinverordening niet op haar van toepassing is, omdat zij in Frankrijk geen zelfstandige verblijfsstatus heeft, maar een verblijfsrecht op basis van gezinshereniging. Eiseres betoogde verder dat het verzoek om overname te laat was ingediend en dat zij niet binnen de wettelijke termijn was overgedragen. Ook stelde zij dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is, omdat zij vreest terug te moeten keren naar haar echtgenoot aan wie zij is uitgehuwelijkt.

De rechtbank overwoog dat eiseres een geldig verblijfsrecht in Frankrijk heeft en dat de Dublinverordening op haar van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat het overnameverzoek tijdig was ingediend en dat de termijn voor overdracht nog niet was verstreken. Eiseres had niet voldoende onderbouwd dat de Franse autoriteiten haar niet zouden kunnen helpen, en de rechtbank oordeelde dat verweerder mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6316

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres van 25 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk voor de behandeling daarvan verantwoordelijk is.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk was aanwezig A. Yahye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft niet binnen de termijn van twee maanden gereageerd. Daarom staat de verantwoordelijkheid van Frankrijk sinds 26 oktober 2023 vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
3. Eiseres voert tegen het bestreden besluit aan dat de Dublinverordening niet op haar van toepassing is, omdat zij in Frankrijk geen zelfstandige verblijfsstatus heeft, maar een verblijfsrecht op grond van gezinshereniging. Daarnaast is het verzoek om overname te laat ingediend en is eiseres niet binnen de wettelijke termijn overgedragen. Tot slot kan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan, omdat zij vreest te moeten terugkeren naar de echtgenoot aan wie ze is uitgehuwelijkt en de Franse autoriteiten onvoldoende in staat zullen zijn eiseres te helpen. De Franse autoriteiten hebben bovendien niet gereageerd op het verzoek om overname. Er is dus geen garantie dat Frankrijk de asielaanvraag van eiseres in behandeling zal nemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Gebleken is dat eiseres een geldig verblijfsrecht heeft in Frankrijk. Daardoor is de Dublinverordening op eiseres van toepassing, gelet op artikel 12, eerste lid, van de Dublinverordening en is Frankrijk verantwoordelijk.
5. Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Dublinverordening moet het overnameverzoek zo spoedig mogelijk indienen en in ieder geval binnen drie maanden na de indiening van de asielaanvraag. Eiseres heeft op 25 juni 2023 een asielaanvraag ingediend, waarbij zij een verblijfsdocument heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij in Frankrijk een verblijfsrecht heeft. Verweerder heeft het overnameverzoek ingediend op 25 augustus 2023. De termijn die is neergelegd in artikel 21, eerste lid, van de Dublinverordening is dus niet overschreden.
6. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening is de termijn om een asielzoeker over te dragen zes maanden na de (fictieve) aanvaarding van het overnameverzoek. De verantwoordelijkheid van Frankrijk staat sinds 26 oktober 2023 vast. Dat betekent dat deze termijn in het geval van eiseres pas verstrijkt op 26 april 2024.
7. In beginsel mag verweerder ten aanzien van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is ook bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [3] Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval niet kan. Eiseres heeft niet onderbouwd welke problemen zij zou hebben met haar echtgenoot. Ook is niet onderbouwd dat de Franse autoriteiten haar niet (voldoende) zouden kunnen of willen helpen, wanneer er problemen ontstaan. Bovendien hebben de Franse autoriteiten met het (fictieve) claimakkoord gegarandeerd dat ze haar asielaanvraag in behandeling zullen nemen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingewet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Uitspraak van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4441.