ECLI:NL:RBDHA:2024:4127
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, had een aanvraag voor een visum kort verblijf ingediend, welke op 22 juni 2023 werd afgewezen. Na bezwaar, dat op 27 oktober 2023 ongegrond werd verklaard, heeft verzoeker beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer NL23.34619. De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld zonder zitting, omdat beide partijen toestemming gaven om de zaak buiten zitting af te doen.
Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de voorzieningenrechter is toegewezen. Daarnaast vroeg verzoeker om toestemming om naar Nederland te komen in afwachting van de behandeling van zijn beroep. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was, aangezien de omstandigheden die verzoeker aanvoerde zich in het verleden hebben voorgedaan. Bovendien werd het bestreden besluit niet als evident onrechtmatig beschouwd. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 februari 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.