ECLI:NL:RBDHA:2024:4085

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/09/661769/KG RK 24-257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 25 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, mede namens One Resources B.V., tegen kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe. Verzoekster stelde dat de kantonrechter niet objectief en neutraal was, omdat zij niet in het bezit zou zijn van alle ingediende stukken en al een oordeel over de zaak zou hebben gevormd. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs was dat de kantonrechter niet over alle stukken beschikte en dat zij niet naar de argumenten van verzoekster had geluisterd. De kantonrechter had een voorlopig oordeel gegeven, maar dit werd niet gezien als vooringenomenheid. De beslissing om de (iets te laat ingediende) stukken van de wederpartij te accepteren en om geen nieuwe mondelinge behandeling te bepalen, zijn processuele beslissingen die niet kunnen leiden tot het oordeel van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/19
zaak- /rekestnummer: C/09/661769 / KG RK 24-257
Beslissing van 25 maart 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] , mede namens One Resources B.V.,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 13 februari 2024 van de mondelinge behandeling van de zaak;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 februari 2024;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 4 maart 2024.
1.2.
Op 11 maart 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verzoekster niet verschenen. Als toehoorder is verschenen: [wederpartij in de hoofdzaak] van In-Kas Intermediair B.V. namens PNO Consultants B.V., de wederpartij in de hoofdzaak.
De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 10637395 RL EXPL 23-12484 tussen verzoekster en One Resources B.V. als gedaagden en PNO Consultants B.V. als eiseres.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens haar schriftelijke wrakingsverzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster vindt dat de kantonrechter zich niet objectief en neutraal heeft opgesteld. Tijdens de zitting op 13 februari 2024 is aan het licht gekomen dat de kantonrechter niet in het bezit is van alle door verzoekster ingezonden producties (waaruit blijkt dat verzoekster de bestreden facturen wel heeft betaald). De kantonrechter heeft medegedeeld dat zij al voor de zitting een beslissing heeft genomen hoe zij zal oordelen. Dat oordeel is dus gebaseerd op onvolledige informatie. De kantonrechter heeft geweigerd de stukken alsnog in behandeling te nemen en naar de argumenten van verzoekster te luisteren. Andersom heeft de kantonrechter wel processtukken van de wederpartij geaccepteerd terwijl deze te laat waren ingediend. Verzoekster heeft (in het schriftelijke wrakingsverzoek) verzocht om een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen en heeft aangekondigd de kantonrechter te zullen wraken indien dit niet gebeurt.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoekster vindt de kantonrechter vooringenomen omdat zij niet in het bezit zou zijn geweest van alle door verzoekster ingediende producties en heeft geweigerd om deze stukken alsnog in behandeling te nemen. De wrakingskamer stelt vast dat niet is gebleken dat de kantonechter niet alle producties van verzoekster heeft ontvangen. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de kantonrechter dit heeft gezegd. Verzoekster heeft bij het wrakingsverzoek de bedoelde producties nog een keer opgestuurd (conclusie van antwoord met producties). De wrakingskamer stelt vast dat die stukken in het dossier zitten en dus bij de kantonrechter bekend waren. Er was dan ook geen reden om deze stukken alsnog in behandeling te nemen. Er is dus niet komen vast te staan dat de kantonrechter niet over alle stukken beschikte. Ook is niet gebleken dat de kantonrechter niet naar de argumenten van verzoekster heeft geluisterd, zoals verzoekster heeft aangevoerd. Uit het proces-verbaal blijkt dat de kantonrechter verzoekster de gelegenheid heeft gegeven om te reageren op tegenstrijdigheden en dat van die gelegenheid ook gebruik is gemaakt. Dat de kantonrechter al een oordeel over de zaak zou hebben gehad, is ook niet komen vast te staan. De kantonrechter heeft een voorlopig oordeel gegeven, maar dit kan niet worden gezien als blijk van vooringenomenheid van de kantonrechter.
3.3.
De omstandigheid dat de kantonrechter de stukken van de wederpartij heeft geaccepteerd kan ook niet leiden tot het oordeel dat zij vooringenomen is jegens verzoekster. De kantonrechter heeft in haar reactie aangegeven dat deze producties net iets te laat waren ingediend en niet omvangrijk waren, zodat verzoekster voldoende gelegenheid heeft gehad om hierop te kunnen reageren en niet in haar belangen is geschaad. De beslissing om de stukken te accepteren is een processuele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing) als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Alleen als de motivering van die (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat hiervan sprake is, is gesteld noch gebleken.
3.4.
De wrakingskamer leidt verder uit de reactie van de kantonrechter af dat er kennelijk geen nieuwe mondelinge behandeling is bepaald toen verzoekster daarom vroeg in haar schriftelijke wrakingsverzoek. Ook dit is een processuele beslissing die in dit geval niet kan leiden tot het oordeel dat sprake is van vooringenomenheid bij de kantonrechter.
3.5.
Uit al het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, C.M. van der Kleijn en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.