ECLI:NL:RBDHA:2024:4055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/09/662260/KG RK 2024-311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 25 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen voorzieningenrechter mr. T.F. Hesselink. Verzoeker had het verzoek ingediend omdat hij vreesde dat de rechter vooringenomen zou zijn, gezien haar collegiale band met mr. Hoekstra, tegen wie verzoeker een klacht had ingediend. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 11 maart 2024 was verzoeker aanwezig, terwijl de wederpartij niet verscheen. De voorzieningenrechter had eerder een kort geding behandeld waarin verzoeker betrokken was, en verzoeker had verzocht om een andere rechter, wat was afgewezen.

De wrakingskamer oordeelde dat de enkele collegiale relatie tussen mr. Hesselink en mr. Hoekstra niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechterlijke onpartijdigheid wordt verondersteld, en er waren geen bijzondere omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen overtuigende argumenten had aangedragen die de schijn van partijdigheid konden onderbouwen. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/20
zaak- /rekestnummer: C/09/662260 / KG RK 2024-311
Beslissing van 25 maart 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. T.F. Hesselink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de (voorzieningen)rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 29 februari 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 7 maart 2024.
1.2.
Op 11 maart 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verzoeker verschenen. [wederpartij in de hoofdzaak] , de wederpartij in de hoofdzaak, is opgeroepen om als toehoorder aanwezig te zijn, maar is niet verschenen.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de voorzieningenrechter in de kort-gedingzaak met nummer C/09/661212 / KG ZA 24-106 tussen verzoeker en [wederpartij in de hoofdzaak] .
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker is gedagvaard in kort geding. Die zaak zou op 5 maart 2024 worden behandeld door de voorzieningenrechter mr. Hesselink. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om de zaak te laten behandelen door een andere rechter, maar dat verzoek is afgewezen. Vervolgens heeft verzoeker de voorzieningenrechter gewraakt. Verzoeker verwacht dat zij vooringenomen is jegens hem, omdat zij een vriendin en naaste collega is van mr. Hoekstra. De voorzieningenrechter heeft samen met mr. Hoekstra in haar vrije tijd een opiniestuk voor de Volkskrant geschreven over hun werk als (voorzieningen)rechter. Verzoeker is ontevreden over de wijze waarop mr. Hoekstra jegens hem heeft gehandeld tijdens een eerdere zaak en hij heeft hierover een klacht ingediend, waarop nog niet is beslist. Verzoeker verwacht dat de voorzieningenrechter – gezien haar band met mr. Hoekstra – niet objectief zal kunnen oordelen over de zaak van verzoeker. Verzoeker wil tijdens het kort geding (ook) naar voren brengen wat tijdens de eerdere zitting niet goed is gedaan door mr. Hoekstra.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat zij een naaste collega is van
mr. Hoekstra, tegen wie verzoeker een klacht heeft ingediend omdat hij ontevreden is over haar handelen. Het enkele feit echter dat de rechter een collega is van mr. Hoekstra en dat zij met elkaar – overigens samen met een derde voorzieningenrechter – een reactie op een artikel hebben geschreven voor de Volkskrant maakt nog niet dat de rechter vooringenomen zou zijn jegens verzoeker. Ook het feit dat verzoeker een klacht heeft ingediend tegen
mr. Hoekstra maakt dit niet anders. Van enige (schijn van) vooringenomenheid jegens verzoeker heeft de rechter immers op geen enkele manier blijk gegeven. Dit alles maakt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, C.M. van der Kleijn en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.