ECLI:NL:RBDHA:2024:4051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
NL24.6164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en Dublin claim-in in vreemdelingenrechtelijke procedure met tegenstrijdige verklaringen over identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met een V-nummer. De eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn, maar heeft in eerdere verklaringen ook aangegeven Algerijn te zijn. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de maatregel van bewaring opgelegd op basis van verschillende gronden, waaronder het niet op de voorgeschreven wijze binnenkomen van Nederland en het niet meewerken aan het vaststellen van zijn identiteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de eiser inconsistent zijn en dat er geen misverstand is over zijn nationaliteit. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.6164
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Hol), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2024 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Cherradi. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt thans van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [2001].
2. Eiser voert aan dat voor het opleggen van de maatregel van bewaring onvoldoende gronden aanwezig zijn, omdat hij zich niet heeft onttrokken aan het toezicht, maar Nederland heeft verlaten zoals hem was opgedragen. Omdat hij na een Dublinprocedure door Nederland is overgenomen van Zwitserland, kan de staatssecretaris hem de zware grond onder 3a niet tegenwerpen. Eiser had geen controle over de wijze van inreis. Verder heeft hij in Nederland geen andere personalia opgegeven. Dat hij uit Algerije zou komen, berust op een misverstand. Hij heeft dus geen tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
3. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of
belemmert. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser: 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Wat eiser heeft aangevoerd geeft geen aanleiding de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. In de maatregel is vermeld dat eiser zelf eerder heeft verklaard dat hij op illegale wijze het Schengengebied via Spanje is binnengekomen en zonder documenten naar Nederland is gekomen. Hij heeft in een eerder gehoor aangegeven nooit in het bezit te zijn geweest van een paspoort of andere identificerende documenten. Dit is door eiser niet bestreden. Eiser heeft evenmin bestreden dat hij eerder, op 6 augustus 2020, met onbekende bestemming is vertrokken. Hij heeft niet aangetoond dat hij na de afwijzing van zijn asielaanvraag op 15 november 2022 Nederland binnen de gegeven vertrektermijn heeft verlaten. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de gronden 3a, 3b en 3c aan de maatregel ten grondslag heeft mogen leggen.
5. Over de gronden 3d en 3e overweegt de rechtbank dat eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling op 9 februari 2024 heeft verklaard dat hij Algerijn is en dat hij dit eerder heeft aangetoond en zijn moeder kan bellen met de vraag om documenten op te sturen waaruit blijkt dat hij Algerijn is. Tijdens het vertrekgesprek op 13 februari 2024 heeft eiser weer verklaard Algerijn te zijn en zijn familie te gaan benaderen om documenten te mailen. Op de zitting heeft eiser verklaard de Marokkaanse nationaliteit te bezitten. De rechtbank is van oordeel dat, nu eiser herhaaldelijk heeft verklaard de Algerijnse nationaliteit te bezitten, er geen sprake is van een misverstand, maar dat de staatssecretaris gronden 3d en 3e ook aan de maatregel ten grondslag heeft mogen leggen. Overigens ziet de rechtbank niet in waarom de staatssecretaris de omstandigheid dat eiser in Zwitserland aliassen heeft gebruikt, niet bij de beslissing tot oplegging van de maatregel heeft mogen betrekken.
6. Daarmee beschikte de staatssecretaris samen met de niet bestreden gronden over voldoende gronden die de maatregel kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.