Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Duitsland, waar zijn aanvraag was afgewezen. Hij voerde aan dat hij slecht behandeld was in Duitsland en dat de opvangsituatie daar onhoudbaar was, wat volgens hem leidde tot een risico op indirect refoulement naar Irak.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aan te tonen dat Duitsland niet aan zijn verdragsverplichtingen voldeed. Eiser kon echter niet overtuigend onderbouwen dat hij onheus was bejegend in Duitsland of dat de opvang daar niet voldeed aan de internationale normen. De rechtbank concludeerde dat de Duitse autoriteiten met een claimakkoord hadden toegezegd de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen, en dat het feit dat de aanvraag eerder was afgewezen, hieraan niet afdeed.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een systeemfout in de asielprocedure in Duitsland, en dat het beroep ongegrond was. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.