ECLI:NL:RBDHA:2024:4001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1302 en NL24.1303
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overeenkomst met Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024, met zaaknummers NL24.1302 en NL24.1303, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die de Syrische nationaliteit claimt, heeft op 31 augustus 2023 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag, gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft zijn bezwaren geuit tegen deze beslissing, onder andere door te stellen dat Bulgarije niet voldoet aan zijn internationale verplichtingen en dat er fundamentele systeemfouten zijn in de opvangvoorzieningen en rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1302 en NL24.1303
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A. Šimičević),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter eisers verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 januari 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije ervoor verantwoordelijk is.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving vooraf niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt dat hij de Syrische nationaliteit heeft en geboren is op [geboortedag] 1998. Eiser heeft op 31 augustus 2023 asiel aangevraagd in Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 9 augustus 2023 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Bulgarije. Verweerder heeft de Bulgaarse autoriteiten op 5 oktober 2023 verzocht om eiser terug te nemen. [1] De Bulgaarse autoriteiten zijn op 12 oktober 2023 akkoord gegaan met dit verzoek. Verweerder heeft eisers aanvraag daarom niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Volgens eiser kan verweerder voor Bulgarije niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Weliswaar is de hoogste bestuursrechter [3] recentelijk tot de conclusie gekomen dat Dublinclaimanten geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks in Bulgarije [4] maar in die uitspraak heeft de hoogste bestuursrechter zich niet uitgelaten over de situatie met betrekking tot de opvangvoorzieningen, detentie en rechtsbijstand. In drie uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, is geoordeeld dat hierin fundamentele systeemfouten zijn gelegen die de bijzondere drempel van zwaarwegendheid bereiken. [5] Eiser heeft daarnaast recente informatie overgelegd waaruit blijkt dat Dublinclaimanten beperkte toegang hebben tot de opvang [6] en dat Bulgarije nog steeds illegale pushbacks uitvoert, zelfs tegen reizende kinderen. [7] Bovendien gaat verweerder er ten onrechte aan voorbij dat eiser heeft verklaard op vernederende en onmenselijke wijze te zijn behandeld door de Bulgaarse autoriteiten en geen mogelijkheid had om daarover te klagen. De ondermaatse kwaliteit van de opvangvoorzieningen heeft eiser bovendien onderbouwd met foto’s. Dit zijn allemaal duidelijke indicaties dat Bulgarije zich niet houdt aan haar internationale verplichtingen. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar het AIDA-rapport van februari 2022, maar deze informatie is, gelet op de huidige jurisprudentie en ontwikkelingen, inmiddels achterhaald. Zonder nader onderzoek en nadere motivering kan verweerder dus niet stellen dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Bulgarije mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat verweerder er in beginsel op mag vertrouwen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen tegenover eiser zal nakomen.
4.1.
In de uitspraken van de hoogste bestuursrechter van 16 augustus 2023 is geoordeeld dat voor Bulgarije nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarin is onder andere expliciet ingegaan op de toegang tot de asielprocedure, de toegang tot opvang en pushbacks. Daarbij is ook de informatie over het tekort aan opvangplekken in het AIDA-rapport van februari 2022 betrokken. Volgens de hoogste bestuursrechter is niet gebleken dat Bulgarije zich – afgezien van pushbacks aan de buitengrenzen – op dit moment niet houdt aan de bepalingen van het Europees asielrecht en de waarborgen die daaruit voortvloeien. De door eiser overgelegde informatie ten aanzien van het voortduren van illegale pushbacks leidt niet tot een ander oordeel nu hier niet uit volgt dat pushbacks ook landinwaarts plaatsvinden en dat ook Dublinclaimanten hiervan slachtoffer worden. Dit geldt ook voor de passages in het AIDA-rapport van maart 2023 [8] waar eiser naar heeft verwezen waarin het tekort aan opvangplekken voor Dublinclaimanten wordt belicht, nu deze passages ook in het rapport van februari 2022 staan. [9] Dat het tekort in het AIDA-rapport van maart 2023 is gekwantificeerd, maakt de informatie niet wezenlijk anders. Deze informatie heeft de hoogste bestuursrechter dus al eerder meegenomen in de beoordeling.
4.2.
De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 16 oktober 2023 [10] ook geoordeeld over de toegang tot rechtsbijstand en de detentieomstandigheden in Bulgarije.
In die uitspraak is overwogen dat uit het AIDA-rapport van februari 2022 volgt dat een vreemdeling in Bulgarije tegen een eventuele afwijzing van het asielverzoek met behulp van rechtsbijstand beroep kan instellen en dat de Bulgaarse autoriteiten daarmee in lijn met de Procedurerichtlijn handelen. In de uitspraak is daarnaast overwogen dat een Dublinclaimant zich bij problemen in verband met detentieomstandigheden in Bulgarije kan wenden tot de Bulgaarse autoriteiten of de daarvoor aangewezen instanties. Volgens de hoogste bestuursrechter heeft verweerder in die zaak mogen concluderen dat niet is gebleken dat de autoriteiten van Bulgarije de vreemdeling niet kunnen of willen helpen en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat klagen bij voorbaat zinloos was.
4.3.
Eiser heeft er wel terecht op gewezen dat de hoogste bestuursrechter nog niet expliciet is ingegaan op de kwaliteit van de opvangomstandigheden. Daarnaast heeft eiseres verwezen naar een rapport van het Bulgaarse Helsinki Comité waaruit volgt dat de opvangvoorzieningen niet voldoen aan de vereiste minimumnormen. [11] Verweerder heeft de conclusies uit dit rapport niet bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit er echter niet toe dat verweerder niet meer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije of dat hij de opvangomstandigheden in Bulgarije nader moet onderzoeken. De hoogste bestuursrechter heeft namelijk in voormelde uitspraken van 16 augustus 2023 en 16 oktober 2023 geoordeeld dat niet is gebleken dat het onmogelijk is om bij de Bulgaarse autoriteiten te klagen over schendingen of dat dit bij voorbaat zinloos is. Dat eiser heeft verklaard dat hij zonder resultaat een melding heeft gedaan bij een NGO en politieagenten in het opvangcentrum is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. Eiser heeft namelijk ook verklaard dat hij ervan af heeft gezien om zich te wenden tot de Bulgaarse autoriteiten buiten het opvangcentrum, omdat een tolk hem dit had afgeraden. [12] Gelet op het voorgaande heeft verweerder in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te doen naar de opvangomstandigheden in Bulgarije. Hij mag nog steeds uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen.
6. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening (Dvo).
2.Op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet (Vw).
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134.
5.Zie de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 26 april 2023, 23 mei 2023 en 3 oktober 2023 (ECLI:NL:RBOVE1502, ECLI:NL:RBOVE:2023:1829 en ECLI:NL:RBROVE:2023:3871).
6.Zie pagina 45 van het AIDA Landenrapport Bulgarije (2022 update) van maart 2023.
7.Zie het rapport van Human Rights Watch ‘World Report 2024 - European Union’ van 11 januari 2024, het rapport van het VN-Comité inzake uitbanning van rassendiscriminatie ‘Concluding observations on the combined twenty-third to twenty-fifth periodic reports
8.Zie pagina 45 van het AIDA Landenrapport Bulgarije (2022 update) van maart 2023.
9.Zie pagina 40 van het AIDA Landenrapport Bulgarije (2021 update) van februari 2022.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3806.
11.Zie het pagina 93 van het rapport van het Bulgaarse Helsinki Comité ‘Human Rights in Bulgaria in 2022’ van 5 juli 2023.
12.Zie pagina’s 7 en 8 van het verslag van het aanmeldgehoor Dublin.