In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, met de Marokkaanse nationaliteit, heeft op 18 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag op 4 januari 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 1 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
Eiser had eerder, op 15 december 2022, asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 17 augustus 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen deze afwijzing. In zijn nieuwe aanvraag stelt eiser dat verweerder ten onrechte niet verder is ingegaan op zijn problemen met betrekking tot zijn homoseksuele gerichtheid en het niet praktiseren van de islam. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser geen nieuwe relevante elementen of bevindingen heeft aangevoerd die kunnen afdoen aan het eerdere besluit. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en wijst het beroep ongegrond.
De rechtbank wijst ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding meer bestaat voor het treffen van een dergelijke maatregel. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.