ECLI:NL:RBDHA:2024:3985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.19319
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiseres wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Colombiaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren in 1981, diende op 3 december 2021 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 juni 2023 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt de zaak op 22 november 2023, waarbij ook de beroepen van haar zoon, echtgenoot en moeder gelijktijdig worden behandeld. De rechtbank richt zich in deze uitspraak specifiek op de asielrelaas van eiseres, die stelt bedreigd te worden door een gewapende groepering vanwege de activiteiten van haar zoon.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de verklaringen van eiseres over haar identiteit en de bedreigingen niet voldoende zijn onderbouwd. Verweerder heeft de relevante elementen van het asielrelaas beoordeeld en komt tot de conclusie dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat bij uitzetting. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat haar asielrelaas geloofwaardig is en dat zij in aanmerking komt voor bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van eiseres niet in onderlinge samenhang zijn beoordeeld en dat verweerder een juiste toets heeft toegepast.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19319
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Colombiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1981. Zij heeft op 3 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 juni 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen van eiseres, haar zoon [zoon] (NL23.19320), haar echtgenoot [echtgenoot] (NL23.19318) en haar moeder [moeder] (NL23.19300) gelijktijdig op 22 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar zoon, haar echtgenoot en haar moeder, de gemachtigde van eiseres, D.P. Navarrete als tolk en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank wijst allereerst op de samenhang van de hiervoor genoemde vier zaken. In deze uitspraak wordt uitsluitend ingegaan op de punten die betrekking hebben op het asielrelaas van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres aan de hand van de beroepsgronden die zij heeft aangevoerd.
2. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiseres legt - samengevat- aan haar asielrelaas ten grondslag dat zij wordt bedreigd door een gewapende groepering, omdat haar zoon een bijeenkomst op
15 november 2019 - waarbij jongeren zouden worden gerekruteerd voor een gewapende groepering - niet heeft bijgewoond. Als gevolg daarvan is haar echtgenoot op straat bedreigd en heeft zij in april 2021 en juni 2021 via WhatsApp dreigberichten ontvangen op haar telefoon. Eiseres verklaart tevens dat zij op 31 oktober 2021 een dreigtelefoontje heeft ontvangen. Daarom heeft zij op 24 november 2021, samen met haar zoon, echtgenoot en moeder, Colombia verlaten,
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Nationaliteit, identiteit en herkomst;
De bedreiging door de gewapende groepering.
5. De verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst acht verweerder geloofwaardig. Het tweede relevante element acht verweerder ongeloofwaardig, omdat de verklaringen van eiseres hierover volgens verweerder vaag zijn.
6. Op grond van het geloofwaardig bevonden element stelt verweerder zich op het standpunt dat dit element niet te herleiden is tot één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. Ook is niet aannemelijk dat eiseres bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de aanvraag van eiseres daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.

Beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres

7. In de gronden van beroep voert eiseres aan dat zij persisteert bij wat zij in de zienswijze heeft aangevoerd. Omdat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op de zienswijze, komt hieraan alleen betekenis toe voor zover eiseres in beroep concreet maakt op welke punten de motivering van het bestreden besluit volgens haar niet toereikend is.
8. Eiseres voert aan dat verweerder haar asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De door haar ter onderbouwing van dit standpunt betwiste tegenwerpingen komen hierna aan bod.
Toetsingskader
9. Het betoog van eiseres dat verweerder bij de beoordeling van haar asielaanvraag een onjuist toetsingskader heeft toegepast, faalt. Hoewel eiseres er - kort gezegd - terecht op wijst dat verweerder in de besluitvorming ten aanzien van haar echtgenoot ten onrechte de bewoordingen “dat van eiser verwacht mag worden dat hij kan
aantonenwaarom hij
problemen heeft ervaren in het land van herkomst” heeft gebruikt, blijkt uit de geloofwaardigheidsbeoordeling die verweerder heeft verricht dat hij heeft getoetst of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij gevaar loopt in het land van herkomst. Daarmee is een juiste toets verricht. Dat verweerder de verklaringen van eiseres niet in onderlinge samenhang zou hebben beoordeeld, is niet nader onderbouwd en volgt de rechtbank niet. Wat eiseres verder heeft aangevoerd over haar verklaringen en de waarde die verweerder daaraan mag hechten, zal hierna worden besproken. De beroepsgrond faalt.
Referentiekader
10. Verder voert eiseres aan dat verweerder in de besluitvorming enkel een algemene beoordeling heeft verricht en niet een geïndividualiseerde beoordeling waarbij rekening is gehouden met haar referentiekader. Ter zitting heeft eiseres in dit verband nog verwezen naar de Werkinstructie 2014/10 waaruit volgens haar volgt dat het referentiekader individueel moet worden vastgesteld en dat de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling vereist dat alle aspecten in samenhang worden beoordeeld. Verweerder had tegen de achtergrond van het relaas moeten beoordelen of de verklaringen van eiseres summier zijn. Verweerder heeft ook onvoldoende gekeken naar de informatie waarover zij wel gedetailleerd heeft verklaard.
10.1.
Voor zover eiseres betoogt dat verweerder bij de beoordeling van haar asielaanvraag onvoldoende rekening heeft gehouden met haar referentiekader, is dat betoog niet nader onderbouwd. Gelet op de beoordeling die verweerder heeft verricht, volgt de rechtbank eiseres hierin niet. De beroepsgrond faalt.
Rekrutering
11. Eiseres voert verder aan - samengevat - dat verweerder heeft nagelaten om dat wat in zijn algemeenheid bekend is over Colombia en met name door gewapende groeperingen in zijn beoordeling te betrekken. In het Algemeen Ambtsbericht Colombia maart 2022 (ambtsbericht) wordt bevestigd dat gewapende groeperingen zich schuldig maken aan het rekruteren van minderjarigen. Verweerder betwist niet dat de bijeenkomsten die de zoon van eiseres beschrijft, hebben plaatsgevonden en dat rekrutering op scholen regelmatig voorkomt in het gebied van herkomst. Verweerder heeft de problemen met de groeperingen dan ook ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ook dat wat in zijn algemeenheid bekend is over Colombia bij de besluitvorming en in zijn beoordeling heeft betrokken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat - zo volgt uit het ambtsbericht1 - in Colombia rekruteringen plaatsvinden door illegale groeperingen, maar niet dat rekruteringen op scholen in het gebied van herkomst plaatsvinden. De rechtbank leidt af uit het ambtsbericht dat scholen juist bescherming bieden tegen rekrutering, nu daarin staat vermeld dat:
‘’Scholen bieden normaal gesproken enige bescherming tegen rekrutering.’’2 Dit strookt niet met wat eiseres betoogt. Verweerder kan worden gevolgd in zijn redenering dat dit afbreuk doet aan dat wat eiseres heeft verklaard. De beroepsgrond faalt.
1. Algemeen ambtsbericht Colombia van maart 2022 pagina 124, paragraaf 3.12.7.
2 Algemeen ambtsbericht Colombia van maart 2022 pagina 124, paragraaf 3.12.7.
Vermeende bedreigingen
12. Eiseres voert verder nog aan dat zij en haar echtgenoot hun zoon in bescherming namen en verweerder hen niet heeft mogen tegenwerpen dat hun zoon weinig kan verklaren over dreigberichten en het telefoongesprek. Zo voert eiseres aan dat de verklaringen over de bedreigingen, voor zover die anders zijn of te summier in geval van haar zoon, te herleiden is tot het feit dat hij niet geïnformeerd is. De aanname van verweerder dat verwacht wordt dat die informatie alsnog gedeeld zou worden, is strijdig met de erkenning dat voor te stellen is dat ouders kinderen in bescherming nemen door dergelijke verontrustende informatie niet te delen.
12.1.
De rechtbank is in de zaak van de zoon van eiseres ingegaan op het betoog van eiseres dat haar zoon niet kan worden tegengeworpen dat hij zo weinig kan verklaren over de vermeende bedreigingen richting zijn ouders. De rechtbank verwijst op dit punt naar de beoordeling in die zaak en ziet – in wat eiseres aanvoert – geen aanleiding deze grond hier nader te bespreken.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
14. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 januari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.