ECLI:NL:RBDHA:2024:3984
Rechtbank Den Haag
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek tegen ongegrondverklaring van beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht
Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van een eerdere uitspraak in verzet. Verzoeker had verzocht om herziening van de uitspraak van 17 januari 2024, waarin zijn verzet tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn beroep wegens niet tijdige betaling van het griffierecht ongegrond was verklaard. Verzoeker stelde dat hij in eerdere procedures vrijstelling had gekregen van het betalen van griffierecht en dat dit ook in deze procedure zou moeten gelden. De rechtbank heeft het verzoek om herziening behandeld op 20 december 2023, waarbij verzoeker aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die bij de indiener van het verzoek vóór de uitspraak niet bekend waren. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet heeft voldaan aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, omdat hij geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die na de uitspraak op het verzet bekend zijn geworden en die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De rechtbank benadrukt dat er strenge eisen gelden voor het verkrijgen van een vrijstelling van het betalen van griffierecht, waaronder het tijdig indienen van een beroep op betalingsonmacht.
De rechtbank heeft het verzoek om herziening ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.