ECLI:NL:RBDHA:2024:3973
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 22 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, geboren op een onbekende datum en van gestelde Liberiaanse nationaliteit, had op 25 oktober 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 23 oktober 2023 was genomen. Dit beroep was geregistreerd onder zaaknummer AWB 23/12550. Tegelijkertijd had de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat er een beslissing op het beroep was genomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de bodemzaak AWB 23/12550, was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.