ECLI:NL:RBDHA:2024:3963
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter en griffier in een civiele procedure
Op 21 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de rechter en de griffier in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 12 maart 2024, voorafgaand aan de rolzitting van 13 maart 2024, waarbij de verzoeker zijn twijfels over de partijdigheid van de rechter en de griffier naar voren bracht. De verzoeker stelde dat de rechter en de griffier vooringenomen waren, omdat zij stukken hadden ontvangen die hij niet had geschreven.
De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek tegen de rechter, omdat er op dat moment nog geen behandelend rechter was aangesteld in de hoofdzaak. De procedure was nog niet in een stadium waarin een rechter inhoudelijk betrokken was. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een rechter die de zaak daadwerkelijk behandelt.
Daarnaast werd het verzoek tot wraking van de griffier afgewezen, omdat een wrakingsverzoek enkel kan worden ingediend tegen een individuele rechter en niet tegen de griffier. De wrakingskamer verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in beide verzoeken en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.