In deze zaak hebben verzoekers, een gezin met vijf kinderen, een voorlopige voorziening aangevraagd tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Dit besluit, genomen op 9 november 2023, hield in dat de bijstandsuitkering van verzoekers met 100% werd verlaagd voor de duur van twee maanden, omdat verzoeker niet was verschenen op een verplichte CV-training op 12 oktober 2023. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op 9 januari 2024 de zaak behandeld. Tijdens de zitting hebben verzoekers, hun gemachtigde en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker zonder bericht van verhindering niet op de training is verschenen, wat in strijd is met de verplichtingen onder de Participatiewet. Verzoeker voerde aan dat hij op dezelfde dag een afspraak bij de fysiotherapeut had, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit geen geldige reden was om niet naar de training te gaan.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een dringende reden voor het niet nakomen van de verplichtingen rechtvaardigen. De gevolgen van de maatregel, zoals het inkomen van verzoekster van € 800,- per maand, werden niet als een dringende reden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de opgelegde maatregel niet onrechtmatig is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 16 januari 2024.