ECLI:NL:RBDHA:2024:3944
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Skerka
- A.W. van Eerden
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op nareisaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die zich richtte tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn nareisaanvraag. De verzoeker had op 31 januari 2024 een inwilligend besluit ontvangen van de verweerder, waarna hij zijn beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft verzoeker verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop verweerder heeft aangegeven deze kosten te willen vergoeden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroep. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe aan proceskosten, gebaseerd op de waarde per punt van € 875,- en de wegingsfactor. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 februari 2024 en is gedaan door mr. A. Skerka, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden als griffier.