In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster toegewezen. Verzoekster, die een verblijfsvergunning had aangevraagd op basis van artikel 8 van het EVRM, was in bezwaar gegaan tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 2 augustus 2023, waarin haar aanvraag was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er in deze fase van de procedure geen uitzetting van verzoekster mag plaatsvinden totdat er een beslissing is genomen op haar bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich niet verzet tegen het verzoek om voorlopige voorziening en heeft toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen. Dit gebeurde na wederzijdse toestemming van beide partijen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de beslissing genomen om het verzoek toe te wijzen, wat betekent dat de Staatssecretaris wordt verboden om verzoekster uit te zetten totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de Staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van verzoekster moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 875,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis en is openbaar gemaakt op 9 januari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.