ECLI:NL:RBDHA:2024:3940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.25461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening en schorsing terugkeerbevel in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die niet terug wil keren naar Italië totdat er een beslissing is genomen op zijn bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2023. Dit besluit betreft de afwijzing van de aanvraag van de verzoeker voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die hij had ingediend om bij zijn partner te kunnen verblijven. De verzoeker is vrijgesteld van griffierecht vanwege betalingsonmacht.

De behandeling van het verzoek stond oorspronkelijk gepland voor 5 januari 2024, maar partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen. De voorzieningenrechter overweegt dat, indien er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, hij op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval heeft de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in een brief van 27 december 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek, voor zover dit betrekking heeft op de schorsing van het terugkeerbevel.

Aangezien er tussen partijen overeenstemming is dat de verzoeker in deze fase niet terug hoeft te keren naar Italië, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toe. Het bestreden besluit, dat de onmiddellijke terugkeer van de verzoeker naar Italië voorschrijft, wordt geschorst totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Daarnaast wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 875,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Hak, en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.25461
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen [verzoeker], V-nummer: [V nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. L. Soedamah),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Verzoeker wil met dit verzoek bereiken dat hij niet terug hoef te keren naar Italië totdat verweerder heeft beslist op zijn bezwaar tegen het besluit van
3 augustus 2023 (het bestreden besluit). In dit besluit heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij zijn partner [referent] (referente) afgewezen.
Verzoeker is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Het verzoek zou op 5 januari 2024 worden behandeld. Echter hebben partijen de voorzieningenrechter op voorhand toestemming gegeven om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de zaak buiten zitting af te doen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft afgesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.1
1. Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
2. Bij brief van 27 december 2023 heeft verweerder medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van wat in het verzoekschrift is verzocht, voor zover dit ziet op de schorsing van het terugkeerbevel totdat een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
3. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat van terugkeer naar Italië van verzoeker in deze fase behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorziening toe en schorst het bestreden besluit voor zover daarin is bepaald dat eiser op grond van artikel 62a van de Vreemdelingenwet onmiddellijk terug moet keren naar Italië.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit voor zover dit ziet op het terugkeerbevel totdat de beslissing op bezwaar is gemaakt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 januari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.