ECLI:NL:RBDHA:2024:394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
NL22.20551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van asielaanvraag en procesbelang in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Iraanse nationaliteit, had eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag was afgewezen. Na een opvolgende aanvraag, waarin hij stelde dat zijn zwager als vluchteling was erkend, heeft de staatssecretaris op 9 februari 2023 de aanvraag alsnog ingewilligd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, waarbij hij aanvoert dat zijn zwager's erkenning als vluchteling ook voor hem van toepassing zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 21 juni 2023 behandeld en geconcludeerd dat eiser procesbelang heeft bij zijn beroep, omdat een gegrond beroep zou kunnen leiden tot een eerdere ingangsdatum van zijn asielvergunning. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de verklaringen van de zwager geen invloed hebben op de geloofwaardigheid van eisers relaas. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20551

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Eerste asielaanvraag
1. Eiser heeft op 28 september 2018 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 5 maart 2021 is deze aanvraag afgewezen omdat eiser volgens de staatssecretaris niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Iran deel uitmaakte van een groep die tegen het regime geprotesteerde. Het beroep en het hoger beroep van eiser zijn ongegrond verklaard. Het besluit van 5 maart 2021 staat daarmee in rechte vast.
Tweede asielaanvraag
2. Eiser heeft op 19 januari 2022 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Bij die gelegenheid is door eiser aangegeven dat zijn aanvraag afhankelijk is van de aanvraag van zijn echtgenote en zijn er door eiser geen zelfstandige asielmotieven aangevoerd. Bij brief van 5 september 2022 is namens eiser aangegeven dat hij wel zelfstandige asielmotieven heeft en dat er bovendien sprake zou moeten zijn van een herbeoordeling van het in kracht van gewijsde gegane oordeel uit zijn eerste asielprocedure. Reden hiervoor is dat de zwager van eiser, [naam 2] , met wie eiser samen actief is geweest in een politieke groep, inmiddels door verweerder erkend is als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
3. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser op 13 september 2022 ingewilligd en een vergunning verleend op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. De staatssecretaris is tot inwilliging overgegaan omdat geloofwaardig wordt geacht dat de echtgenote van eiser in Nederland is bekeerd tot het christendom. Ook eisers verklaringen over zijn afvalligheid worden door de staatssecretaris gevolgd. Dat eiser behoord zou hebben tot een groepering die tegen het regime zou hebben geprotesteerd wordt nog immer niet geloofwaardig geacht. De vergunningverlening aan eisers zwager, dat het hetzelfde feitencomplex zou betreffen, brengt daar geen verandering in, nu het aan eiser zelf is om middels zijn verklaringen zijn asielrelaas geloofwaardig te maken. De verklaringen die destijds in de procedure van de zwager zijn ingebracht en nu ook in de zaak van eiser zijn overgelegd, hebben onvoldoende betrekking op eiser om als nieuwe elementen of bevindingen te kunnen worden aangemerkt.
4. Eiser heeft op 11 oktober 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit. Bij de gronden van dit beroep zijn tevens stukken uit de procedure van de zwager van eiser overgelegd. Op 23 januari 2023 is eiser naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd aanvullend gehoord.
5. Bij besluit van 9 februari 2023 heeft de staatssecretaris het besluit van 13 september 2022, na een heroverweging, ingetrokken en eisers aanvraag alsnog ingewilligd in die zin dat eiser een vergunning wordt verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, geldig van 19 januari 2022 tot 19 januari 2027.
5.1.
In dit besluit heeft de staatssecretaris overwogen dat de betrokkenheid van eiser bij de anti-regime protestgroep en de problemen die hij stelt als gevolg daarvan te hebben ondervonden nog steeds ongeloofwaardig worden geacht. Met betrekking tot de ingebrachte verklaringen stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat, nu eisers naam slechts in twee van de zeven verklaringen wordt genoemd en uit deze twee verklaringen niet kan worden opgemaakt dat eiser door de autoriteiten als verdachte wordt aangemerkt, deze verklaringen geen nieuwe informatie bevatten die aanleiding voor een inwilliging zouden kunnen vormen. De staatssecretaris geeft aan dat elk dossier op eigen merites wordt beoordeeld ongeacht of sprake is van gestelde samenhang tussen dossiers. Eiser dient zijn relaas in eerste instantie met verklaringen aannemelijk te maken. De geloofwaardigheid van zijn relaas kan niet alleen op basis van verklaringen van derden worden aangenomen. Eiser is er niet in geslaagd zijn relaas aannemelijk te maken nu hij gedurende zijn eerste procedure op belangrijke punten geen informatie heeft kunnen verstrekken en summiere en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Daar komt bij dat, nu uit de overgelegde verklaringen niet blijkt dat eiser betrokken was bij anti-regime activiteiten, de verklaringen zijn relaas niet ondersteunen of versterken. Hierbij merkt de staatssecretaris nog op dat de getuigenverklaringen ook in de procedure van de zwager niet van doorslaggevende betekenis zijn geweest. De afvalligheid en de eventuele problemen die eiser als gevolg daarvan bij terugkeer te wachten staan heeft verweerder wel geloofwaardig geacht.
Nu de uitkomst in de eerste procedure van eiser niet wordt herzien en de inwilliging ziet op een onderwerp (afvalligheid) dat door eiser voor het eerst ter sprake is gebracht in zijn opvolgende aanvraag van 19 januari 2022, wordt deze datum gezien als ingangsdatum van de aan eiser verleende verblijfsvergunning.
6. Eiser geeft aan zowel een beroep op het gelijkheidsbeginsel als een beroep op heroverweging van het afwijzende besluit van 5 maart 2021 te willen doen en voert aan dat nu zijn zwager door de staatssecretaris is erkend als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag ook hij in aanmerking zou moeten komen voor een vluchtelingenstatus. De zwager heeft verklaard zijn politieke activiteiten samen met onder andere eiser te hebben verricht en heeft verklaard dat zij vanwege deze activiteiten samen gezocht worden door de Iraanse autoriteiten. De staatssecretaris miskent dat het geloofwaardig achten van het feitenrelaas van de zwager, hetgeen de staatssecretaris in het besluit van 13 september 2022 ook heeft erkend, maakt dat ook geloofwaardig is dat eiser te vrezen heeft voor vervolging omdat het relaas van de zwager hetzelfde feitencomplex behelst als dat van eiser. Ten onrechte erkent de staatssecretaris in het bestreden besluit niet langer dat het om dezelfde feiten gaat maar wordt gesproken van ‘samenhangende relazen’. Nu de staatssecretaris zich heeft laten overtuigen door de woorden van de zwager en de activiteiten en de daaropvolgende arrestatie van de groepsleider en de gevolgen daarvan voor alle groepsleden geloofwaardig acht, dient de staatssecretaris die conclusie ook in de zaak van eiser te trekken. Eiser kan slechts verweten worden dat hij niet overtuigend heeft verklaard maar nu zijn zwager dat wel heeft gedaan, dient ook eiser beschermd te worden vanwege de door hem verrichte activiteiten die in de zaak van de zwager ook onderdeel uitmaken van het geloofwaardig geachte relaas. Het feit dat het oordeel van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan, maakt die conclusie niet anders. Er is sprake van gelijke zaken die gelijk beoordeeld dienen te worden. Ter nadere onderbouwing heeft eiser nog een viertal verklaringen overgelegd waarin zijn vader, schoonvader en broer aangeven wat zij in Iran hebben meegemaakt en waaruit blijkt dat eiser wordt gezocht door de Iraanse overheid.
Eiser meent dan ook dat er ook reden is om het eerdere oordeel van 5 maart 2021 te herzien en hem alsnog een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen op de a-grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 met ingang van de eerste asielaanvraag, te weten op 28 september 2018.
Procesbelang
7. De rechtbank overweegt dat in deze zaak eerst aanleiding bestaat te beoordelen of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Een belanghebbende kan slechts opkomen tegen een besluit, indien hij bij het instellen van dat rechtsmiddel belang heeft in de zin dat hij daardoor in een gunstiger positie zou kunnen raken. Indien het beroep gegrond wordt verklaard, dan zal de asielvergunning van eiser een eerdere ingangsdatum krijgen en gelet op die eerdere ingangsdatum zal hij ook eerder een sterker verblijfsrecht kunnen krijgen. Zo kan eiser door het instellen van beroep dus in een gunstiger positie komen. De rechtbank is van oordeel dat eiser om die reden procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep.
Herzieningsverzoek en ingangsdatum verleende verblijfsvergunning
8. De rechtbank constateert dat de staatssecretaris het verzoek om heroverweging inhoudelijk heeft beoordeeld. De rechtbank zal derhalve beoordelen of verweerder het verzoek om heroverweging op inhoudelijk juiste gronden heeft afgewezen en ziet zich daarbij voor de vraag gesteld of verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat hetgeen eiser in deze procedure heeft overgelegd geen ander licht werpt op de beoordeling die ten aanzien van de eerste aanvraag asiel is gemaakt.
8.1.
Allereerst overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om zijn relaas aannemelijk te maken. Zoals ook blijkt uit de Werkinstructie 2014/10, wordt de asielaanvraag beoordeeld, enerzijds aan de hand van de verklaringen van de asielzoeker en de eventuele door hem overgelegde documenten (interne geloofwaardigheidsindicatoren) en, anderzijds, aan de hand van externe geloofwaardigheidsindicatoren. Hierbij wordt onderzocht of de door de asielzoeker verstrekte informatie consistent is met informatie van getuigen dan wel met beschikbare informatie uit objectieve bronnen.
8.2.
In het geval van eiser heeft de staatssecretaris in het gestreden ten aanzien van de interne geloofwaardigheidsindicatoren verwezen naar het in rechte vaststaande besluit van 5 maart 2021 waarin hij zich op het standpunt heeft gesteld dat eiser op belangrijke punten van zijn relaas geen informatie heeft weten te verstrekken en summiere en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd om vervolgens te stellen dat, omdat het daarbij niet gaat om slechts een paar “mindere” verklaringen, deze verklaringen niet te compenseren zijn met de verklaringen van derden die eiser in deze procedure heeft ingebracht.
8.3.
Ten aanzien van de externe geloofwaardigheidsindicatoren volgt de rechtbank de staatssecretaris in diens standpunt ten aanzien van de zeven in de procedure van de zwager, en later ook in onderhavige, overgelegde verklaringen. De staatssecretaris wijst er terecht op dat eiser slechts in twee van de zeven verklaringen wordt genoemd en dat uit deze twee verklaringen niet blijkt dat eiser verdacht wordt van betrokkenheid bij de activiteiten van Mansour en zijn zwager. Dit geldt niet voor de vier in beroep overgelegde verklaringen. Daarin wordt door de vader, de schoonvader en de broer van eiser verteld over de in de eerdere verklaringen vermelde bezoeken van en aan de veiligheidsdienst en daarin wordt thans ook de naam van eiser genoemd als iemand in wie de veiligheidsdienst geïnteresseerd in is en naar op zoek is. De rechtbank is echter van oordeel dat deze verklaringen voor de staatssecretaris geen aanleiding hebben hoeven vormen tot een ander oordeel nu, zoals door zijn gemachtigde ter zitting terecht werd opgemerkt deze verklaringen eerder hadden kunnen worden overgelegd en bovendien de geconstateerde gebreken in de verklaringen van eiser niet kunnen wegnemen.
8.3.1.
Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank echter niet voor de verklaringen van de zwager van eiser. In zijn asielrelaas verklaart de zwager over zijn politieke activiteiten gericht tegen het Iraanse regime die tot gevolg hebben gehad dat hij thans door de Iraanse autoriteiten wordt gezocht. Van dit relaas maakt eiser onderdeel uit. Zo heeft eisers zwager verklaard dat hij via eiser Mansour heeft leren kennen met wie hij de groep van vijf man, waar ook eiser onderdeel van uitmaakte heeft opgericht, en dat zij gezamenlijk politieke activiteiten hebben verricht totdat een mede-activist werd gearresteerd en de veiligheidsdiensten naar hen op zoek gingen. Dit relaas van de zwager van eiser heeft de staatssecretaris integraal geloofwaardig geacht, wat dus ook heeft te gelden voor eisers rol in dat relaas. Het moge zo zijn dat het in eerste instantie aan eiser is om zijn relaas met zijn verklaringen aannemelijk te maken maar dat maakt niet dat de staatssecretaris niet voldoende duidelijk hoeft te motiveren waarom de verklaringen van de zwager niet kunnen afdoen aan het eerdere besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd waarom de door de staatssecretaris geloofwaardig bevonden verklaringen van de zwager van eiser, dat eiser deel uitmaakte van de groep en thans door de veiligheidsdienst wordt gezocht, geen consequenties moeten dan wel kunnen hebben voor de geloofwaardigheid van het relaas van eiser.

Conclusie en gevolgen

9. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Het beroep is gegrond.
11. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.622,- (2 x 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 874,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.622,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven.