In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, die mede-eigenaar zijn van een perceel in [plaats 3], hebben bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die hen door het college van burgemeester en wethouders van Teylingen is opgelegd. Deze last houdt in dat zij de dreigende overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) moeten beëindigen, omdat het gebruik van de ontsluitingsweg op een aangrenzend perceel in strijd is met het bestemmingsplan.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat de gevolgen van het bestreden besluit niet onomkeerbaar zijn. Verzoekers kunnen hun werkzaamheden aan de kruithuisjes hervatten als het besluit in bezwaar wordt herroepen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de vertragingsschade die verzoekers stellen te lijden, niet voldoende onderbouwd is om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter concludeert dat het college terecht heeft gesteld dat verzoekers als functioneel dader kunnen worden aangemerkt, omdat zij de omgevingsvergunning hebben aangevraagd zonder een juiste ontsluitingsweg te voorzien. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang ziet bij het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek af. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.