ECLI:NL:RBDHA:2024:3935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
24-1118
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening om staken gebruik ontsluitingsweg voor woningbouw

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, die mede-eigenaar zijn van een perceel in [plaats 3], hebben bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die hen door het college van burgemeester en wethouders van Teylingen is opgelegd. Deze last houdt in dat zij de dreigende overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) moeten beëindigen, omdat het gebruik van de ontsluitingsweg op een aangrenzend perceel in strijd is met het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat de gevolgen van het bestreden besluit niet onomkeerbaar zijn. Verzoekers kunnen hun werkzaamheden aan de kruithuisjes hervatten als het besluit in bezwaar wordt herroepen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de vertragingsschade die verzoekers stellen te lijden, niet voldoende onderbouwd is om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter concludeert dat het college terecht heeft gesteld dat verzoekers als functioneel dader kunnen worden aangemerkt, omdat zij de omgevingsvergunning hebben aangevraagd zonder een juiste ontsluitingsweg te voorzien. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang ziet bij het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek af. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1118

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [plaats 1] , verzoekers

(gemachtigden: mr. O.E. de Vries en mr. L.E.P. Huisman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Teylingen, het college

(gemachtigde: mr. N. Ergun).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[belanghebbende], te [plaats 2] (belanghebbende)
(gemachtigde: D.T.J.T. Boerman).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de aan hen opgelegde last onder dwangsom.
Met het bestreden besluit van 29 januari 2024 heeft het college verzoekers gelast de dreigende overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang gelezen met de artikelen 17.1, aanhef en onder e, en 6.1, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan "Buitengebied Teylingen" en artikel 3.1 van het bestemmingsplan "1e Herziening Buitengebied Teylingen" per direct te beëindigen en nadien beëindigd te houden.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Het college heeft op het verzoek gereageerd. Belanghebbende heeft ook schriftelijk gereageerd. Verzoekers hebben een nadere reactie ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker 1] , de gemachtigden van verzoekers, de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam] (toezichthouder), de belanghebbende en de gemachtigde van belanghebbende.

Totstandkoming van het besluit

1. Verzoekers zijn mede-eigenaar van het perceel [adres 1] te [plaats 3] , [gemeente 1] . Op dit perceel bevinden zich de zogenoemde Kruithuisjes die in het verleden onderdeel zijn geweest van een complex van Defensie. Het perceel is grotendeels omringd door water en om dit perceel te bereiken moet gebruik worden gemaakt van de niet-openbare ontsluitingsweg op het perceel [adres 2] te [plaats 2] , [gemeente 2] .
1.1.
Verzoekers hebben op 23 oktober 2019 een omgevingsvergunning gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente 1] voor het gebruik van het perceel [adres 1] voor de huisvesting van arbeidsmigranten voor de duur van tien jaar. De kruithuisjes worden op dit moment verbouwd om deze hiervoor geschikt te maken. Bij de verlening van de vergunning is er vanuit gegaan dat het perceel kan worden ontsloten via de ontsluitingsweg op het perceel [adres 2] .
2. Het college heeft in het bestreden besluit aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd. Volgens het college is het op grond van de regels van het geldende bestemmingsplan namelijk niet toegestaan om de ontsluitingsweg op het perceel [adres 2] te gebruiken ten behoeve van de ontsluiting van de beoogde woningen op het perceel [adres 1] . Er moet sterk rekening mee worden gehouden dat dit wel zal gaan gebeuren. De last strekt er toe dat deze dreigende overtreding wordt voorkomen. Verzoekers kunnen aan de last voldoen door de ontsluitingsweg niet te gebruiken voor het bereiken en verlaten van de bouwwerken op het perceel [adres 1] te Katwijk. Indien verzoekers niet volledig of niet tijdig aan deze last voldoen, verbeuren zij een dwangsom van € 15.000,- ineens.
2.1.
Het college heeft ter zitting toegelicht dat verzoekers zelf wel de ontsluitingsweg mogen gebruiken om het perceel [adres 1] te bereiken en dat ook gebruik van de ontsluitingsweg mag worden gemaakt indien in geval van een calamiteit reparatie door een aannemer moet plaatsvinden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wabo is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het bestreden besluit is genomen naar aanleiding van een verzoek om handhaving dat is ingediend voor 1 januari 2024.
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de voorlopige voorziening, omdat geen onomkeerbare situatie dreigt. Vast staat dat verzoekers door het bestreden besluit de werkzaamheden aan de kruithuisjes moeten stopzetten en deze niet in gebruik kunnen laten nemen voor het huisvesten van arbeidsmigranten, omdat hiervoor gebruik moet worden gemaakt van de ontsluitingsweg op het perceel [adres 2] . Dit zijn echter geen gevolgen die onomkeerbaar zijn. Als het bestreden besluit in bezwaar wordt herroepen, kunnen verzoekers verder met de werkzaamheden en de kruithuisjes alsnog in gebruik laten nemen.
5.2.
Verzoekers hebben gesteld dat het bestreden besluit leidt tot vertragingsschade, maar de voorzieningenrechter vindt dat ook onvoldoende om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekers hebben niet onderbouwd dat het voldoen aan de last leidt tot een financiële noodsituatie. Als het bestreden besluit wordt herroepen of anderszins onrechtmatig blijkt, kunnen eisers vragen om vergoeding van eventueel door hen geleden schade.
6. De voorzieningenrechter volgt verzoekers ook niet in hun betoog dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is en daarom aan het ontbreken van spoedeisend belang zou moeten worden voorbijgegaan. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
6.1.
Het college heeft zich naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een overtreding. Het perceel [adres 2] heeft de bestemming “Bedrijf - Agrarisch bedrijventerrein”. Op grond van artikel 17.1 van de regels van het bestemmingsplan “Buitengebied Teylingen” en artikel 3.1 van het bestemmingsplan “1e partiële herziening Buitengebied Teylingen” mag dit perceel onder meer worden gebruikt te behoeve van een agrarisch bedrijf en zijn hier bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals toegangswegen toegestaan. Het gebruik van de ontsluitingsweg ten behoeve van de ontsluiting van de woningen van arbeidsmigranten op het naastgelegen perceel [adres 1] is geen gebruik ten behoeve van een agrarisch bedrijf en daarmee in strijd met het bestemmingsplan.
6.2.
Verder heeft het college naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter verzoekers terecht als functioneel dader aangemerkt. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat verzoekers de omgevingsvergunning voor de huisvesting van arbeidsmigranten hebben aangevraagd zonder op de juiste wijze te voorzien in een ontsluitingsweg. Daarmee hebben zij erover beschikt dat de overtreding kan plaatsvinden en moeten zij worden geacht dit te hebben aanvaard.

Conclusie en gevolgen

7. Nu verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening, zal de voorzieningenrechter om die reden het verzoek afwijzen.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.