ECLI:NL:RBDHA:2024:3933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
23-8544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor constructieve doorbraak in woning

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de omgevingsvergunning voor een constructieve doorbraak in een woning afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 3 november 2023 door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag was verleend aan vergunninghoudster voor het veranderen van de woning. Tijdens de zitting op 12 februari 2024 werd duidelijk dat de werkzaamheden al waren uitgevoerd, waardoor het verzoek om een bouwstop niet meer aan de orde kon zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de vergunde werkzaamheden reeds waren afgerond.

Verzoeker stelde dat de verwijdering van dragende wanden de stabiliteit van het pand in gevaar bracht, maar het college gaf aan dat de werkzaamheden nagenoeg voltooid waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat, gezien de reeds uitgevoerde werkzaamheden, het verzoek om een bouwstop niet gerechtvaardigd was. Bovendien werd opgemerkt dat eventuele andere doorbraken die zonder vergunning waren uitgevoerd, een handhavingskwestie vormden en niet in deze procedure konden worden behandeld. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8544

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. V.C.T. Verkoost).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghoudster], te [plaats] (vergunninghoudster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de door het college verleende omgevingsvergunning voor het veranderen van het pand [adres] te [plaats] .
Met het bestreden besluit van 3 november 2023 heeft het college aan vergunninghoudster deze omgevingsvergunning verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
Verzoeker heeft hierop een reactie ingediend. Het college heeft hierop gereageerd.
Verzoeker heeft nadere stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van het college en vergunninghoudster, vergezeld door haar vader, [naam] .
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het college de voorhanden zijnde constructie- en stabiliteitsberekeningen naar de andere partijen stuurt en dat die partijen in de gelegenheid worden gesteld om daarop binnen twee weken na de zitting een reactie naar het college te sturen. Vervolgens zal het college deze stukken overleggen en verzoeker zal meedelen of hij het verzoek intrekt.
Het college heeft deze gegevens op 23 februari 2024 en 8 maart 2024 toegestuurd.
Verzoeker heeft hierop gereageerd en het verzoek niet ingetrokken.
Partijen hebben toestemming gegeven een nadere zitting achterwege te laten.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 11 september 2023 heeft vergunninghoudster een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het veranderen van de voorgevel van de woning [adres] door het vervangen van de kozijnen, het maken van een constructieve doorbraak en het slopen van het haardkanaal in de achterkamer.
Met het besluit van 3 november 2023 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “het bouwen van een bouwwerk” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
4. Aan de orde is daarom de vraag of verzoeker spoedeisend belang heeft bij een beoordeling door de voorzieningenrechter van het bestreden besluit.
5. Verzoeker stelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat het verwijderen van de dragende wanden de (dwars)stabiliteit, en daarmee zijn veiligheid en van het vier verdiepingen tellende pand in het geding is. Daarnaast zouden er volgens verzoeker afwijkingen in de bestaande situatie zijn geconstateerd door de bouwinspecteur, terwijl deze afwijkingen de bouw niet hebben belet. Verzoeker wenst dat bij wijze van voorlopige voorziening een bouwstop wordt opgelegd.
6. Het college heeft naar voren gebracht dat vergunninghoudster kenbaar heeft gemaakt dat de inpandige werkzaamheden nagenoeg zijn voltooid. Alleen de dwarsspijlen voor de raamkozijnen moeten nog worden aangebracht.
Omdat de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning is verleend al zijn afgerond, dan wel in een zodanig vergevorderd stadium verkeren, heeft een bouwstop geen zin meer. Het college stelt zich op het standpunt gesteld dat met het verzoek om voorlopige voorziening geen spoedeisend belang gediend is dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
7. Verzoeker heeft in reactie hierop gesteld dat het schrijven van het college juist wel aangeeft dat sinds de voltooiing van de niet vergunde werkzaamheden (verwijderen dragende en constructieve wanden zonder vergunning) iedere dag de veiligheid van verzoeker en zijn familie in het geding is.
8. Het college heeft in de e-mail van 16 januari 2024 het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd. Verder stelt de voorzieningenrechter op grond van de na de zitting overgelegde stukken vast dat de door vergunninghoudster nader aangeleverde constructie- en stabiliteitsberekeningen door de constructeur van de gemeente zijn goedgekeurd en akkoord bevonden. Blijkens de e-mail van het college van 8 maart 2024 heeft de constructeur in reactie op het commentaar van verzoeker op deze berekeningen aangegeven dat voor de beschouwing van de stabiliteit van het pand naar het geheel moet worden gekeken en dat tijdens de verbouwing wanden zijn verwijderd en er ook weer wanden zijn aangebracht, waardoor de totale stabiliteit in de eindsituatie is gewaarborgd. Verzoeker heeft die berekeningen gemotiveerd betwist.
9. Met de verleende omgevingsvergunning is één constructieve doorbraak vergund. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter gebleken dat het verzoeker vooral gaat om het verwijderen van meerdere, naar zijn mening dragende wanden in het pand, zonder dat daarvoor vergunning is vergunning is verleend. Uit de e-mail van de projectinspecteur van de gemeente van 4 december 2023 blijkt dat de doorbraken, waaronder de vergunde doorbraak, al zijn gerealiseerd.
10. Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken is dat de met het bestreden besluit vergunde werkzaamheden met betrekking tot de constructieve doorbraak reeds zijn uitgevoerd, kan de gevraagde bouwstop niet meer aan de orde zijn en is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening.
11. Voor zover verzoeker stelt dat er naast of in afwijking van de verleende omgevingsvergunning andere doorbraken zijn uitgevoerd betreft dat een handhavingskwestie. Nu thans geen handhavingsbesluit voorligt kan de voorzieningenrechter in deze zaak, die alleen gaat over de in de omgevingsvergunning vergunde constructieve doorbraak, geen voorziening treffen ten aanzien van de andere doorbraken, nog daargelaten dat die ook al zijn gerealiseerd. Verzoeker kan het college vragen terzake handhavend op te treden. Als dat wordt geweigerd, kan verzoeker tegen daartegen rechtsmiddelen aanwenden.
12. Voor zover verzoeker stelt dat bij de verlening van de omgevingsvergunning voor de constructieve doorbraak en de beoordeling van de constructie en stabiliteit ten onrechte geen rekening is gehouden met de andere eerdere doorbraken en de stabiliteit van het hele pand, overweegt de voorzieningenrechter dat hij aan beantwoording van die vraag niet kan toekomen, nu spoedeisend belang ontbreekt. Dit aspect zal bij de heroverweging in bezwaar aan de orde kunnen komen. De voorzieningenrechter komt derhalve evenmin toe aan een voorlopig oordeel over de vraag of met de door vergunninghoudster nader aangeleverde en door de constructeur van de gemeente goedgekeurde constructie- en stabiliteitsberekeningen de totale stabiliteit in de eindsituatie is gewaarborgd en de vergunde doorbraak voldoet aan de normen van de Bouwbesluit 2012.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.