In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van drie eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging. De eisers, die staatloos zijn, willen verblijven bij hun zoon en broer, referent, die in Nederland woont. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er volgens de staatssecretaris geen sprake zou zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en hechte persoonlijke banden tussen de eisers en referent. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 november 2023 en concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake zou zijn van een beschermenswaardig gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM. De rechtbank wijst op de ernstige medische problemen van eiseres 1 en de afhankelijkheid van de andere eisers van referent, die hen financieel ondersteunt en zorg regelt vanuit Nederland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris een nieuwe belangenafweging moet maken, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden in overweging moeten worden genomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en geeft de staatssecretaris acht weken de tijd om een nieuw besluit te nemen.