ECLI:NL:RBDHA:2024:3932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.29927
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van drie eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging. De eisers, die staatloos zijn, willen verblijven bij hun zoon en broer, referent, die in Nederland woont. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er volgens de staatssecretaris geen sprake zou zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en hechte persoonlijke banden tussen de eisers en referent. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 november 2023 en concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake zou zijn van een beschermenswaardig gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM. De rechtbank wijst op de ernstige medische problemen van eiseres 1 en de afhankelijkheid van de andere eisers van referent, die hen financieel ondersteunt en zorg regelt vanuit Nederland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris een nieuwe belangenafweging moet maken, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden in overweging moeten worden genomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en geeft de staatssecretaris acht weken de tijd om een nieuw besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29927

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] ,eiseres 1,
geboren op [geboortedatum 1] ,
staatloos,
V-nummer: [nummer 1] ,

[naam 2] , eiseres 2,

geboren op [geboortedatum 2] ,
staatloos,
V-nummer: [nummer 2] ,

[naam 3] , eiser 3,

geboren op [geboortedatum 2] ,
staatloos,
V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. de Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van de procedure Toegang en Verblijf (TEV) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 4] ’. Eisers willen, op grond van artikel 8 van het EVRM [1] verblijf bij [naam 8] (hierna te noemen: referent), geboren op 10 september 1993 te Damascus, Syrië. Referent is de zoon van eiseres 1, de broer van eiseres 2 en eiser.
1.1.
Verweerder heeft met zijn besluit van 25 juni 2021 (het primaire besluit) de aanvraag afgewezen. Daartegen hebben eisers bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Totstandkoming en voorgeschiedenis van het bestreden besluit
2. Op 26 mei 2016 heeft [naam 5] (hierna: de vader/echtgenoot), geboren op 13 oktober 1961 te Damascus, Syrië, staatloos, een aanvraag ingediend voor een mvv ten behoeve van eisers. [naam 6] was getrouwd met eiseres 1 en is de vader van eiseres 2, eiser 3 en van referent.
2.1.
Bij besluit van 21 maart 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Daartegen is bezwaar gemaakt.
2.2.
Bij besluit van 9 januari 2018 is het bezwaar gegrond verklaard. Verweerder heeft de Nederlandse ambassade in Beiroet gemachtigd om eisers een mvv te verlenen. Dit moest binnen zes maanden gebeuren.
2.3.
Op 21 maart 2019 meldt Vluchtelingenwerk bij verweerder een verzoek om een nieuwe aanvraag door de vader/echtgenoot ten behoeve van eisers. Daarin is gemeld dat eisers er niet in geslaagd zijn om de mvv op tijd in Beiroet op te halen en dat de vader/echtgenoot ernstig ziek is geworden waarvoor in Nederland behandeling moest plaatsvinden. Op 17 juni 2019 is aangevuld dat eiseres 1 bij het ophalen van de mvv, onderweg naar Beiroet is opgepakt en in de gevangenis gezet in Daraa, Syrië. Daarop hebben eiseres 2 en eiser 3 geweigerd om Syrië te verlaten zolang hun moeder vastzat en hebben ze gewacht tot hun moeder vrijkwam. Nadat eiseres 1 vrij kwam, was de geldigheid van de mvv verstreken.
2.4.
De vader/echtgenoot is vervolgens op 19 september 2019 overleden. Verweerder bericht Vluchtelingenwerk Groningen op 23 oktober 2019 daarop dat gelet op het overlijden van de vader/echtgenoot de aanvragen niet inhoudelijk behandeld kunnen worden en dat de zaken administratief zijn afgesloten.
2.5.
Op 1 juli 2020 volgt een verzoek om hernieuwde afgifte van mvv’s ten behoeve van eisers, ingediend door referent.
2.6.
Verweerder heeft op 23 juli 2020 bericht dat het verzoek om hernieuwde afgifte van de mvv’s niet kan worden ingewilligd.
3. Referent heeft vervolgens op 26 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv’s ten behoeve van eisers met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 7] ’ op grond van artikel 8 van het EVRM.
3.1.
Verweerder heeft bij het primaire besluit van 25 juni 2021 de aanvraag afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en zijn moeder en zus. Ook is niet gebleken van hechte persoonlijke banden tussen referent en zijn op dat moment minderjarige broer, eiser 3. Daarom is geen familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aangenomen.
3.2.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 6 april 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden alwaar referent is verschenen en is gehoord.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
5. Eisers kunnen zich niet vinden in het bestreden besluit en voeren, kort samengevat, aan dat ten onrechte is overwogen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, hechte persoonlijke banden en dat de belangenafweging ten onrechte in hun nadeel is uitgevallen. Dat er reeds eerder een mvv is afgegeven ten behoeve van eisers en dat de vader van eisers na een zwaar ziektebed is overleden (zonder afscheid te kunnen nemen van eisers) had zwaarder meegewogen moeten worden in de belangenafweging. Dat is ten onrechte niet gebeurd, de menselijke maat is uit het oog verloren. Verweerder heeft ten onrechte in de onderkende, bijzondere omstandigheden geen aanleiding gezien om gezinsleven aan te nemen. Ten onrechte zijn eisers niet gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of verweerder de afwijzing van de aanvraag van eiseres in het bestreden besluit in stand heeft mogen laten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers
6.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beoordelingskader
7. Het is vaste rechtspraak van het EHRM [2] dat pas kan worden gesproken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd gezinsleven tussen meerderjarigen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than the normal emotional ties’). Ten aanzien van eiser 3 geldt dat tussen hem en referent sprake moet zijn van hechte persoonlijke banden om te kunnen spreken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd familieleven. In beide gevallen moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid (‘additional elements of dependancy’). Uit de rechtspraak volgt ook dat de vraag naar beschermd gezinsleven van feitelijke aard is en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kan onder meer relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Verder dient bij de beoordeling van een aanvraag in het kader van artikel 8 van het EVRM een belangenafweging plaats te vinden, ook als familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM niet wordt aangenomen. Bij deze belangenafweging moet verweerder alle relevante feiten en omstandigheden betrekken. De rechtbank beoordeelt eerst de vraag of sprake is van beschermd gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eisers en referent.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, hechte persoonlijke banden
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, en dus geen beschermenswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, tussen eisers en referent. Verweerder heeft in het geval van eisers de gestelde bijkomende elementen van afhankelijkheid onvoldoende in onderlinge samenhang betrokken bij zijn beoordeling. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
8.1.
Referent is met zijn vader in 2015 vertrokken uit Syrië en woont dus al ruim acht jaar niet meer samen met eisers. De omstandigheid dat eisers zich inmiddels ruim 8 jaar weten te redden in Syrië is een factor van belang, maar dat neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat de omstandigheden waaronder de achterblijvers zich weten te redden relevant zijn en voldoende moeten worden meegewogen. In dat verband is van belang dat eiseres 1 te kampen heeft met (niet betwiste) ernstige medische problematiek, de leefomstandigheden in Syrië zwaar zijn en referent op afstand vanuit Nederland probeert de zorg voor zijn moeder te regelen die in Syrië niet vanzelfsprekend, maar wel nodig is. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eisers hebben gewezen op een medische verklaring van 15 oktober 2020 van een geneeskundig specialist van Syrian Medical Association. Daaruit blijkt dat eiseres 1 lijdt aan schildklierkanker, dat zij behandeld dient te worden met thyroxine, permanent en reguliere medische supervisie nodig heeft om terugval te voorkomen, dat ze zorg nodig heeft, dat dit in Syrië niet beschikbaar is en dat ze steun van haar familie nodig heeft. Omtrent deze verklaring is niets opgemerkt in het bestreden besluit of in het verweerschrift, terwijl de hierin vermelde informatie omtrent de gezondheidszorg in Syrië ook steun vindt in het algemeen ambtsbericht Syrië van mei 2022. Daaruit blijkt dat de gezondheidszorg niet afdoende is om de noden van de bevolking te lenigen. [3] Dit wordt door verweerder niet betwist. Verweerder heeft met zijn stelling dat eisers zorg kunnen krijgen, onvoldoende rekening gehouden met de huidige situatie in Syrië rondom de gezondheidszorg en de verslechterende humanitaire situatie in heel Syrië [4] en wat dat voor de gezondheid van eiseres 1 betekent.
8.2.
In dat verband is ook van belang dat eisers dagelijks intensief contact onderhouden met referent. Zowel uit de gronden van beroep als ter zitting is genoegzaam duidelijk geworden dat referent veel ondersteuning biedt. Niet in geschil is dat referent de enige is die eisers, na de zeer moeilijke periode met het overlijden van de vader/echtgenoot voordat gezinshereniging kon plaatsvinden, rust kan bieden en gerust kan stellen over de zorgelijke situatie. Ook dit wordt niet betwist door verweerder. Ook wordt niet betwist dat referent zorgt voor medicatie vanuit Libanon op de vele momenten dat deze medicatie niet beschikbaar is in Syrië, dat hij ondersteunt bij gesprekken met artsen en dat hij geld stuurt naar eisers om de medicatie hiermee te kunnen kopen. Deze (financiële) afhankelijkheid is nauwelijks meegenomen in de beoordeling of sprake is van more than the normal emotional ties. Verder vindt de rechtbank van belang dat voorstelbaar is dat zoals gesteld door eisers door het verstrijken van de jaren in combinatie met de hiervoor beschreven omstandigheden de afhankelijkheid tussen eisers en referent juist is toegenomen en sterker is geworden. Dit wordt ook ondersteund door meerdere verklaringen van personen die over hun situatie hebben verklaard.
8.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op de in 8.1 en 8.2 genoemde omstandigheden van eisers de conclusie dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie zonder nadere motivering geen stand houdt. De rechtbank acht het bestreden besluit op dit punt dan ook onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
8.4.
Gelet op de hoeveelheid documenten in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank ook van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is hechte persoonlijke banden tussen eiser 3 en referent. Uit de stukken en de verklaringen van referent zoals afgelegd tijdens de hoorzitting en ter zitting kan worden afgeleid dat referent, met name na de ziekte en het overlijden van de vader, een belangrijke rol vervult in het leven van eiser 3. Er is dagelijks frequent contact en zoals reeds hiervoor uiteen is gezet, stuurt referent geld.
Belangenafweging: heeft verweerder een juiste belangenafweging gemaakt?
9. Verweerder heeft de belangenafweging in het nadeel van eisers doen uitvallen. Verweerder heeft het economisch belang van de Nederlandse overheid, het feit dat het een eerste toelating betreft, het ontbreken van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid en dus geen gezinsleven op grond van artikel 8 EVRM, het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding, het gebruik zullen maken van publieke middelen, sterke binding met het land van herkomst en het toegang hebben tot medische zorg in Syrië in het nadeel van eisers gewogen. Verweerder heeft in het voordeel gewogen dat referent beschikt over voldoende woonruimte, dat sprake is van een objectieve belemmering, dat eiser 3 dienstplichtig is geworden in Syrië en hij door de amputatie van drie vingers niet meer kan werken en dat de algemene veiligheidssituatie in Syrië slecht is door de voortdurende burgeroorlog. Ook in het voordeel is meegenomen dat sprake is van bijzondere omstandigheden (inwilliging nareisaanvraag van vader in 2015, verlening toestemming voor het afhalen van mvv’s in Beiroet, verlopen van termijn voor ophalen van de mvv’s omdat eiseres 1 tijdens het reizen daarnaartoe werd staande gehouden, vader/echtgenoot heeft vervolgens nadien herhaalde nareisaanvragen ingediend, maar kwam op 19 september 2019 te overlijden waardoor zijn herhaalde asielaanvraag niet meer verder kon worden beoordeeld, de schildklierkanker van eiseres 1 en de voortdurende medische behandeling daarvoor, de psychische problematiek van eiseres 2, de leeftijd en handicap van eiser 3).
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zonder nadere motivering niet in redelijkheid tot deze belangenafweging heeft kunnen komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder gelet op overweging 8.3 niet zonder meer kan worden gevolgd in de conclusie dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Voorts is van belang dat in de gronden van beroep en ter zitting is aangegeven dat referent per 1 januari 2024 met een opleiding gaat beginnen op basis van een 40-urige werkweek waarvoor hij salaris zal gaan ontvangen. Gesteld is dat hij dan niet meer verplicht zal zijn om een aanvullende uitkering aan te vragen. Verweerder is hierop onvoldoende gemotiveerd ingegaan.
9.2.
Ook is zonder nadere motivering niet duidelijk op grond waarvan de omstandigheden van dit geval die in het voordeel van eisers zijn meegenomen niet zwaarder moeten wegen dan het gewicht dat zij nu hebben gekregen. Behalve de gezondheid van eisers en de ontreddering die de situatie met zich meebrengt is zonder nadere motivering niet begrijpelijk dat de omstandigheid dat eerder wel is overgegaan tot het verlenen van een mvv voor eisers - niet in geschil is dat referent tot het moment dat hij vertrok met zijn vader deel uitmaakte van het gezin van vader en eisers - niet zwaarder in het voordeel van eisers meeweegt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de omstandigheden die er toe hebben geleid dat geen gebruik is gemaakt van die eerder verleende mvv en een tweede mvv niet is afgegeven niet in geschil zijn en niet aan eisers te wijten zijn.Verweerder heeft de belangenafweging dan ook onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
9.3.
Reeds gelet op het voorgaande heeft verweerder geen ‘fair balance’ getroffen in de te wegen belangen. Verweerder zal opnieuw een belangenafweging moeten maken. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de aanvraag te nemen. Dit omdat verweerder in een nieuw te nemen besluit opnieuw de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie dient te beoordelen, hechte persoonlijke banden, een nieuwe belangenafweging dient te maken en nader gemotiveerd in dient te gaan op de onderkende bijzondere omstandigheden en de vraag of daarin aanleiding wordt gezien om over te gaan tot het verlenen van een vergunning aan eisers. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor acht weken.
11. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 875,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze
uitspraak, een nieuw besluit op het bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
2.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
3.Zie bld. 13.
4.Zie algemeen ambtsbericht Syrië 2023, bld. 20.