Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het relevante element onder b.
4. Bij besluit van eveneens 11 september 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van [echtgenoot] afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft zich daartoe op het standpunt gesteld dat de verklaringen over zijn problemen als gevolg van zijn deelname aan de demonstraties op
22 en 23 januari 2019 ongeloofwaardig zijn. Bij tussenuitspraak van heden op het beroep van [echtgenoot] (zaaknummer NL23.31471 T) heeft de rechtbank geoordeeld dat dit besluit op dit relevante element aan motiveringsgebreken lijdt.
5. Met betrekking tot het relevante element onder b. heeft verweerder integraal verwezen naar zijn motivering in het besluit ten aanzien van [echtgenoot] . Dat maakt dat het oordeel over dit relevante element dat de rechtbank in de zaak met nummer NL23.31471 T heeft gegeven ook van toepassing is op het hier voorliggende bestreden besluit. De rechtbank beschouwt de rechtsoverwegingen 4 tot en met 18 van de tussenuitspraak in de zaak met nummer NL23.31471 T als hier herhaald en ingelast.
Ten aanzien van het relevante element onder c.: bedreiging in 2015
5. Eiseres heeft verklaard dat zij, toen [minderjarige] acht maanden oud was, in haar geboortedorp [plaats 2] is geweest. Dit zou dan ergens eind 2015 geweest moeten zijn. Zij zou toen bedreigd zijn in verband met een schuld van [A] . Volgens verweerder heeft eiseres hierover wisselend en inconsistent verklaard. Zo heeft eiseres eerst verklaard dat er zeven of acht mannen waren die haar om de twee dagen bezochten.1 Later heeft zij verklaard dat het ging om een groepje van om en nabij de zes personen.2 Ook heeft verweerder aangevoerd dat het niet aannemelijk is dat deze bedreigingen verband hielden met de gestelde dood van [A] , aangezien die pas in maart 2020 zou hebben plaatsgevonden.
1. rapport nader gehoor van eiseres van 30 maart 2022 en 28 juli 2022 (rng eiseres), p. 6.
6. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Hiertoe overweegt zij dat er geen evident verschil is tussen de verklaringen over “zeven of acht mannen” en “een groepje van om en nabij de zes personen”. Verder heeft eiseres verklaard dat de bedreigingen in 2015 samenhingen met een schuld van [A] . Niet valt in te zien waarom dit inconsistent is met de verklaring van eiseres dat [A] in maart 2020 is gedood in verband met een schuld. De schuld in maart 2020 kan namelijk zeer wel al ontstaan zijn in 2015. Verweerder heeft aldus onvoldoende gemotiveerd dat de reden van de bedreigingen in 2015 geen verband kan houden met de toedracht van de gestelde moord van [A] in 2020. Onvoldoende gemotiveerd is dan ook dat de door verweerder geconstateerde wisselende en inconsistente verklaringen van eiseres afbreuk zouden doen aan de geloofwaardigheid van haar vrees voor [groepering] .
Ten aanzien van het relevante element onder c.: telefoontjes na de dood van [A]
7. Eiseres heeft verklaard dat zij kort na de dood van [A] door bendeleden telefonisch is benaderd. Verweerder heeft aangevoerd dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de bende haar na de dood van [A] heeft benaderd, aangezien eiseres naar haar zeggen geen contact meer met [A] had. Evenmin volgens verweerder is inzichtelijk hoe de ongeveer vijftien telefoontjes te linken zijn aan de bende, aangezien de bellers volgens eiseres niet hebben gesproken.
8. De rechtbank kan verweerder in deze tegenwerping volgen. Niet aannemelijk is geworden dat de bende haar na de dood van [A] ongeveer vijftien keer zou hebben gebeld. Hiertoe geldt ten eerste dat de bellers telkens niets hebben gezegd en zich dus ook niet kenbaar hebben gemaakt bij eiseres. Dat het om leden van de bende zou gaan, is dus slechts een veronderstelling van eiseres. Ten tweede is het niet inzichtelijk hoe de bende aan het telefoonnummer van eiseres gekomen is, terwijl eiseres al jarenlang geen contact met [A] onderhield. De enkele verklaring van eiseres dat zij uit een klein dorp afkomstig is en dat iedereen haar telefoonnummer heeft, volstaat in dit verband niet.
Ten aanzien van het relevante element onder c.: benadering in winkeltje
9. Eiseres heeft verklaard dat zij na de telefoontjes op twee achtereenvolgende dagen door twee verschillende mannen in een winkeltje is aangesproken. De mannen vertelden haar over de schuld van [A] , dat [groepering] zijn familie in verband met die schuld wilde doden en dat eiseres [minderjarige] daarom moest verbergen.3 Verweerder heeft zich ten aanzien van deze verklaringen op het standpunt gesteld dat het eerder waarschuwingen dan bedreigingen betroffen. Volgens verweerder is niet duidelijk geworden dat de bende nog steeds naar haar op zoek zou zijn. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij nadien niets meer van de bende heeft vernomen.
10. De rechtbank volgt verweerder niet. Het moge zo zijn dat de mannen eiseres ogenschijnlijk hebben willen waarschuwen voor [groepering] . Dat sluit evenwel niet uit dat deze waarschuwingen waren ingegeven door een dreiging die van [groepering] uitging naar eiseres en [minderjarige] . Verder kan de rechtbank verweerder niet volgen in het standpunt dat het onduidelijk is waarom [groepering] nog steeds naar eiseres op zoek zou zijn. Eiseres heeft namelijk uitdrukkelijk verklaard dat deze waarschuwingen en bedreigingen te maken hadden met de schuld van [A] , waarvoor zijn familie zou moeten opdraaien. Dat eiseres nadien niet meer is benaderd, kan zich laten verklaren door de
3 rng eiseres, p. 16 en 17.
omstandigheid dat zij kort nadien geruime tijd is ondergedoken geweest in de wijk [wijk 2] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de gebeurtenissen in het winkeltje afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van haar vrees voor [groepering] .
Ten aanzien van het relevante element onder c.: de dood van [A]
11. Eiseres heeft een foto ingebracht van een dode man. Volgens verweerder heeft eiseres niet nader onderbouwd dat dit [A] betreft en geeft de foto ook geen onderbouwing van de toedracht van zijn dood. Daar komt volgens verweerder bij dat eiseres haar verklaringen over de dood van [A] slechts heeft gebaseerd op vermoedens en “van horen zeggen”.
12. Uit de rechtsoverwegingen 6 en 10 volgt al dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat en waarom het relaas van eiseres over de vrees voor [groepering] ongeloofwaardig is. Hoewel de overtuigingskracht van de foto door het ontbreken van een nadere onderbouwing op zichzelf gering is, kan verweerder niet worden gevolgd in zijn stelling dat de foto niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres.
Conclusie
13. Verweerder heeft het ongeloofwaardig gevonden dat eiseres te vrezen heeft voor problemen met de Venezolaanse autoriteiten, naar aanleiding van de deelname van [echtgenoot] aan de demonstraties in januari 2019. Deze ongeloofwaardigheid heeft verweerder onderbouwd met verschillende argumenten. Uit de rechtsoverwegingen 4 tot en met 18 van de uitspraak met zaaknummer NL23.31471 T volgt dat verschillende van deze argumenten niet goed zijn gemotiveerd. Voorts volgt uit het samenstel van de rechtsoverwegingen 6, 10 en 12 uit de onderhavige uitspraak, dat verweerder ook onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over haar problemen met [groepering] ongeloofwaardig zijn.
13. De rechtbank biedt verweerder de gelegenheid om zich nader uit te laten over deze gebreken. Daarbij zal verweerder nader dienen te motiveren hoe hij de motiveringsgebreken (of het herstel daarvan) beziet in het licht van de integrale weging die hij van het asielrelaas moet maken. Bij die integrale weging zal verweerder tevens de door eiseres ingebrachte documenten (met name de oproeping en het arretstatiebevel ten aanzien van [echtgenoot] ) dienen te betrekken.
13. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om de geconstateerde motiveringsgebreken te herstellen. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak. Verweerder kan de gebreken herstellen met een aanvullende motivering of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing.
16. De rechtbank geeft verweerder vier weken de tijd om de gebreken te herstellen. Deze termijn bedraagt acht weken, als verweerder eiser nog aanvullend wenst te horen. De termijn van vier respectievelijk acht weken start op de datum dat deze tussenuitspraak is verzonden.
17. De rechtbank wil zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken, van verweerder vernemen of hij de gebreken gaat herstellen. Ook deze termijn start op de datum dat deze uitspraak is verzonden.
18. Na ontvangst van een reactie van verweerder zal de rechtbank partijen informeren over
het verdere procesverloop. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.