ECLI:NL:RBDHA:2024:391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
: C/09/643385 / HA ZA 23-183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de voormalige echtelijke woning na echtscheiding en verrekening van vorderingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan over de verdeling van de voormalige echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De eiseres vorderde dat de woning aan haar zou worden toebedeeld en dat de gedaagde zou meewerken aan de toedeling. De rechtbank oordeelde dat partijen een overeenkomst hadden gesloten over de verdeling van de woning, die op 12 oktober 2020 schriftelijk was vastgelegd. De rechtbank stelde vast dat de woning gezamenlijk eigendom was van partijen en dat de gedaagde een bedrag van € 25.000,- wegens onderbedeling toekwam. De rechtbank bepaalde dat als de gedaagde niet meewerkte aan de toedeling, de uitspraak in plaats van de akte zou treden. Tevens werd bepaald dat als de eiseres niet binnen drie maanden de gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kon laten ontslaan of de hypotheek kon herfinancieren, de woning aan een derde verkocht zou worden.

De rechtbank oordeelde verder dat de eiseres het bedrag van € 25.096,15 met de vordering van de gedaagde mocht verrekenen. Dit bedrag bestond uit verschillende leningen en betalingen die de eiseres had gedaan. De rechtbank wees de primaire vordering in conventie voorwaardelijk toe, onder de voorwaarde dat binnen drie maanden de verklaring voor het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid werd verstrekt of dat de eiseres een nieuwe financiering had verkregen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/643385 / HA ZA 23-183
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
[eiseres]
te [plaats 1] ,
advocaat: mr. K. Renssen te Den Haag
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2] (Turkije),
advocaat: mr. H. Polat te Den Haag
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2023, met producties 1 tot en met 27;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van 17 mei 2023, zonder producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens wijziging van eis van 12 juli 2023, met producties 28 tot en met 35;
- het tussenvonnis van 9 augustus 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 december 2023. Verschenen is [eiseres] met haar advocaat. Namens [gedaagde] is zijn advocaat verschenen.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er ter zitting is besproken; die aantekeningen zitten in het griffiedossier. Ten slotte is aan het einde van de mondelinge behandeling de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
De woning te [plaats 1] aan [adres] is gezamenlijk eigendom van partijen. Op 4 september 2017 is de woning door [eiseres] en [gedaagde] , ieder voor de onverdeelde helft, in eigendom verkregen voor een bedrag van € 115.000,-. De woning is toen ook belast met een recht van hypotheek ter waarde van € 116.150,-.
2.2.
Partijen waren gehuwd en woonden eerst samen in de woning. [eiseres] is in november 2019 uit de woning vertrokken. [gedaagde] is toen met zijn broer in de woning blijven wonen. Op 8 oktober 2020 heeft de Turkse rechter de echtscheiding tussen [eiseres] en [gedaagde] uitgesproken. [gedaagde] verblijft nu in Turkije en [eiseres] in de (voormalig echtelijke) woning. De woning is nog niet verdeeld.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] stelt dat partijen een overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van de woning en dat [gedaagde] haar een bedrag van € 25.096,15 is verschuldigd in verband met het geld dat zij [gedaagde] heeft geleend en de woonlasten die zij heeft betaald in de periode waarin [gedaagde] met zijn broer in de woning verbleef. [eiseres] legt aan haar primaire en subsidiaire vordering de nakoming van deze overeenkomst, onder verrekening van hetgeen [gedaagde] is verschuldigd, ten grondslag.
3.1.1.
Primair vordert [eiseres] dat de rechtbank bepaalt dat:
- de woning aan [eiseres] wordt toebedeeld onder uitsluiting van [gedaagde] en dat het te wijzen vonnis in plaatst treedt van de notariële akte van verdeling;
- [gedaagde] wegens onderbedeling een bedrag van € 25.000,- toekomt, waarbij dat bedrag wordt verrekend met het aan [eiseres] verschuldigde bedrag van € 25.096,15;
- [gedaagde] wordt gevrijwaard voor de verplichtingen uit de hypothecaire lening.
3.1.2.
Subsidiair vordert [eiseres] , na vermeerdering van eis, dat [gedaagde] wordt geboden om mee te werken - op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,- per dag(deel) - aan het (doen) passeren van de overgelegde conceptakte van verdeling, dan wel een akte die inhoudelijk overeenkomt met de wijze van verdeling onder 3.1.1.
3.1.3.
Meer subsidiair vordert [eiseres] dat de rechtbank de woning verdeelt op grond van artikel 3:185 Burgerlijk Wetboek (BW).
3.1.4.
Tot slot vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , waarbij partijen de eigen proceskosten dragen. [gedaagde] betwist dat partijen een overeenkomst tot verdeling van de woning hebben gesloten en dat hij [eiseres] een bedrag van € 25.096,15 is verschuldigd.
In reconventie
3.3.
Primair vordert [gedaagde] dat de rechtbank de woning verdeelt door te bepalen dat:
- de woning aan [eiseres] wordt toebedeeld onder uitsluiting van [gedaagde] , waarbij [gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid verbonden aan de hypothecaire leningen;
- [eiseres] de helft van de overwaarde (te taxeren waarde minus hypothecaire geldleningen) aan [gedaagde] vergoedt;
- de kosten van taxatie en toedeling door partijen bij helfte worden gedragen;
- in het geval het [eiseres] niet binnen drie maanden na het te wijzen vonnis lukt om de toedeling van de woning te financieren, de woning wordt verkocht en geleverd aan een derde, waarbij partijen samen een makelaar aanwijzen die bindend advies over de vraag- en laatprijs geeft;
- dat partijen bij verkoop ieder de helft van de kosten dragen en ieder de helft van de resterende overwaarde ontvangen.
3.3.1.
Subsidiair vordert [gedaagde] - voor het geval de primaire vordering in conventie wordt toegewezen - dat [eiseres] aan [gedaagde] een bedrag van € 17.500,- moet betalen wegens overbedeling. Het bedrag van € 17.500,- bestaat uit de vordering wegens onderbedeling van € 25.000,- minus het bedrag van € 7.500,- dat [gedaagde] heeft geleend van [eiseres] .
3.3.2.
Tot slot vordert [gedaagde] dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
3.4.
[eiseres] voert verweer door te stellen dat [gedaagde] tot nakoming van de overeenkomst is gehouden en zij een bedrag van € 25.096,15 mag verrekenen met de vordering van [gedaagde] . [eiseres] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , dan wel zijn vorderingen te matigen en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten in reconventie.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

Hebben partijen een overeenkomst gesloten over de verdeling van de woning?
4.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat partijen een overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van de woning. Die overeenkomst hebben zij op 12 oktober 2020 schriftelijk vastgelegd. Partijen zijn overeengekomen dat de woning aan [eiseres] wordt toebedeeld en dat [gedaagde] een bedrag van € 25.000,- wegens onderbedeling toekomt, alsmede dat [gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Hierna licht de rechtbank toe hoe zij tot dit oordeel komt.
4.2.
Voor de rechtbank staat vast dat de toedeling van de woning aan [eiseres] al was overeengekomen vóór het gesprek bij de notaris op 12 oktober 2020. Tijdens dat gesprek heeft [gedaagde] ook een volmacht getekend om de akte van verdeling te laten passeren. Het gesprek met de notaris is zowel in het Nederlands, als in het Turks gevoerd aangezien de notaris ook de Turkse taal machtig is. Uit de gespreksnotities van de notaris en zijn e-mail van 7 juni 2023 blijkt dat partijen al hadden afgesproken dat [eiseres] de woning toebedeeld zou krijgen, omdat [gedaagde] op dat moment niet meer in Nederland woonde. De notaris heeft partijen tijdens het gesprek van 12 oktober 2020 ook uitgelegd hoe de verdeling van de woning werkt en geadviseerd afspraken te maken over de financiële afwikkeling van de verdeling. De notaris heeft verder verklaard de getekende volmacht niet meer in bezit te hebben, omdat die bij zijn verhuizing naar een nieuw kantoor in het ongerede is geraakt.
4.3.
Na de bespreking bij de notaris hebben partijen diezelfde avond nadere afspraken gemaakt. Die afspraken hebben zij schriftelijk in tweevoud vastgelegd en ondertekend in een stuk met als titel “
Onderhandse geldleningsovereenkomsten”. De vader van [eiseres] en schoonzuster van [gedaagde] hebben als getuigen de overeenkomst medeondertekend. [eiseres] heeft de getekende overeenkomst in het geding gebracht. Uit het twee pagina’s tellende stuk maakt de rechtbank op dat partijen afspraken over de financiële afwikkeling van de verdeling hebben gemaakt. De afspraken houden in dat [gedaagde] een bedrag van € 25.000,- wegens onderbedeling ontvangt en dat hij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat het bedrag van € 25.000,- de helft van de overwaarde is. De overwaarde is gebaseerd op de waarde uit het taxatierapport van 15 september 2020, waarin de woning op een bedrag van € 155.000,- is gewaardeerd, minus de openstaande hypothecaire lening. Ook blijkt uit het stuk dat partijen overeen zijn gekomen dat [eiseres] een bedrag van € 11.500,- aan [gedaagde] leent. Dit bedrag moet [gedaagde] terugbetalen als hij het bedrag van € 25.000,- wegens onderbedeling ontvangt. Het bedrag van € 11.500,- heeft de vader van [eiseres] diezelfde avond aan [gedaagde] overhandigd.
4.4.
[gedaagde] betwist dat de afspraken onder 4.3. zijn gemaakt. [gedaagde] stelt dat de eerste pagina van de schriftelijke overeenkomst van 12 oktober 2020 anders luidde. Op de eerste pagina stond volgens [gedaagde] alleen dat hij een bedrag van € 7.500,- van [eiseres] leent. Ook betwist [gedaagde] op die dag geld in ontvangst te hebben genomen van de vader van [eiseres] . De rechtbank gaat uit van de juistheid van de door [eiseres] overgelegde schriftelijke overeenkomst van 12 oktober 2020. [gedaagde] heeft zijn betwisting onvoldoende onderbouwd. De overeenkomst is in tweevoud opgesteld en ondertekend. [gedaagde] zou daarom over het andersluidend exemplaar moeten beschikken maar heeft dat niet in het geding gebracht. Ook heeft hij geen verklaringen van zijn schoonzuster en broer overgelegd die als zijn getuigen aanwezig waren.
Binnen welke termijn moet de woning aan [eiseres] zijn toebedeeld?
4.5.
Partijen hebben niet met elkaar gesproken over een termijn waarbinnen de woning aan [eiseres] moet zijn toebedeeld. Met elkaar zijn partijen het wel eens dat de huidige situatie onwenselijk is en de mede-eigendom moet worden beëindigd. Mocht het [eiseres] niet lukken om [gedaagde] te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid of de huidige hypothecaire lening te herfinancieren, dan resteert niets anders dan de woning te verkopen aan een derde. De rechtbank acht een termijn van drie maanden na vonnis voldoende om de hypotheekverstrekker de verklaring voor het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te laten verstrekken, dan wel om een nieuwe financiering te verkrijgen. De rechtbank wijst de reconventionele vordering tot verkoop aan een derde daarom voorwaardelijk toe voor het geval de hypotheekverstrekker niet binnen drie maanden schriftelijk instemt met het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, dan wel niet binnen drie maanden een nieuwe (hypothecaire) lening aan [eiseres] is geaccordeerd waarmee zij de openstaande hypothecaire lening kan aflossen.
Welke bedragen mag [eiseres] verrekenen met de vordering van [gedaagde] ?
4.6.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [eiseres] het bedrag van € 25.096,15 met de vordering uit onderbedeling van [gedaagde] mag verrekenen. De rechtbank komt als volgt tot dit bedrag.
4.7.
In de brief van 7 december 2022 heeft [eiseres] zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] een bedrag van € 25.096,15 is verschuldigd en zij dit bedrag verrekent met de vordering van [gedaagde] van € 25.000,-. Het bedrag van € 25.096,15 bestaat uit de volgende posten:
lening 19 augustus 2020 € 3.650,-
lening 12 oktober 2020 € 11.500,-
bankoverschrijvingen € 8.775,-
gemeentelijke belastingen € 653,44
regionale belastingen € 517,71
-------------- +
totaal € 25.096,15
Lening 19 augustus 2020
4.8.
[eiseres] mag naar het oordeel van de rechtbank het bedrag van € 3.650,- verrekenen. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] op 19 augustus 2020 schriftelijk een bedrag van € 3.650,- aan [eiseres] schuldig heeft erkend. Uit de schriftelijke overeenkomst van geldlening blijkt dat [gedaagde] dit geld nodig had voor achterstallige hypotheekbetalingen. Deze betalingsachterstand was voor rekening van [gedaagde] omdat die was ontstaan gedurende de periode waarin [gedaagde] met zijn broer in de woning verbleef. Na ondertekening van de overeenkomst heeft [eiseres] de achterstand aan de hypotheekverstrekker betaald. In de overeenkomst van geldlening zijn partijen overeengekomen dat bij toedeling van de woning aan [eiseres] “
de schuld bij haar blijven” zal. Hiermee hebben partijen bedoeld dat de lening bij toedeling van de woning zou worden verrekenend met de vordering uit onderbedeling.
4.9.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens [gedaagde] het standpunt ingenomen dat de betalingsachterstand door partijen samen moet worden gedragen, omdat de achterstand gedurende het huwelijk is ontstaan. De rechtbank kan [gedaagde] in dit standpunt niet volgen. Uit de overeenkomst van geldlening volgt immers dat de betalingsachterstand voor rekening van [gedaagde] komt.
Lening 12 oktober 2020
4.10.
Het betaalde bedrag van € 11.500,- mag [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank ook verrekenen met de vordering van [gedaagde] . [eiseres] heeft de betaling voldoende onderbouwd met de schriftelijke verklaring van haar vader. Uit die verklaring blijkt dat haar vader een bedrag van € 11,500,- in contanten namens [eiseres] aan [gedaagde] heeft gegeven. Dat gebeurde op 12 oktober 2020 in het bijzijn van de schoonzuster en broer van [gedaagde] .
4.11.
[gedaagde] stelt wel geld van [eiseres] te hebben geleend, maar dat was een bedrag van € 7.500,- en is in vier gedeeltes in de maanden april en mei 2021 overgemaakt. [gedaagde] verwijst hierbij naar de door [eiseres] overgelegde bankbetalingen van in totaal € 8.775,-. De betwisting van zowel de omvang van de lening, als de ontvangst van het contante geld heeft [gedaagde] op geen enkele wijze onderbouwd. [gedaagde] had bijvoorbeeld verklaringen van zijn schoonzuster en broer kunnen overleggen, maar heeft dit niet gedaan.
Bankbetalingen
4.12.
[eiseres] mag naar het oordeel van de rechtbank de bankbetalingen van in totaal € 8.775,- verrekenen met de vordering van [gedaagde] . Onder 4.11. heeft de rechtbank al geoordeeld dat [gedaagde] niet heeft onderbouwd dat deze betalingen zouden zien op de geldlening van 12 oktober 2020. [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] na de echtscheiding regelmatig om geld vroeg. Dat geld heeft zij hem geleend en per bank overgemaakt. Bij drie van de dertien bankbetaling heeft [eiseres] ook als betalingskenmerk “lening” vermeld. Partijen zijn geen termijn voor terugbetaling overeengekomen. De rechtbank kwalificeert de brief van 7 december 2022, waarin [eiseres] onder meer het bedrag van € 8.775,- verrekent met de vordering van [gedaagde] , als opeising van de lening in de zin van artikel 7:129e BW.
Gemeentelijke en regionale belastingen
4.13.
Tot slot is [eiseres] gerechtigd de gemeentelijke - en regionale belasting van € 653,44 en € 517,71 te verrekenen. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de lasten van de woning voor zijn rekening zou nemen gedurende de periode waarin hij en zijn broer daar verbleven. [eiseres] beroept zich terecht op nakoming van die afspraak. De te verrekenen belastingen hebben immers betrekking op die periode, maar zijn door [eiseres] betaald.
Conclusie in conventie en reconventie
4.14.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat van de hypotheekverstrekker nog geen verklaring voor het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is ontvangen. De rechtbank wijst de primaire vordering in conventie voorwaardelijk toe. De rechtbank verbindt als voorwaarde aan de toedeling van de woning aan [eiseres] dat binnen drie maanden de verklaring voor het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt verstrekt, dan wel dat binnen diezelfde termijn [eiseres] een nieuwe financiering heeft gekregen om de hypothecaire lening af te kunnen lossen. In het geval de woning wordt toebedeeld aan [eiseres] is zij na verrekening niets meer aan [gedaagde] verschuldigd wegens overbedeling.
4.15.
[eiseres] heeft verklaard het honorarium van de notaris van € 1.170,85 te hebben betaald. Zij vordert in deze procedure echter geen betaling van dat bedrag. Partijen hebben in het kader van de verdeling niet afgesproken wie de notariële kosten van de verdeling moet dragen. De rechtbank bepaalt daarom dat eventuele toekomstige notariële kosten gezamenlijk door partijen worden gedragen.
4.16.
Toewijzing van de vordering in conventie heeft tot gevolg dat de vordering in reconventie met uitzondering van de voorwaardelijke verkoop aan een derde wordt afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.17.
[eiseres] heeft expliciet de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring gevorderd. Zij voert daartoe aan dat de verdeling al in 2020 is overeengekomen en zij zo spoedig mogelijk de verdeling goederenrechtelijk wil effecturen. De schorsende werking van de tenuitvoerlegging bij het instellen van rechtsmiddelen is daarom ongewenst. Om die reden verklaart de rechtbank dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Proceskosten in conventie en in reconventie
4.18.
De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] af om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure. De proceskosten in conventie en in reconventie zal de rechtbank compenseren tussen partijen. In zaken tussen ex-echtechtgenoten is het gebruikelijk dat proceskosten worden gedeeld in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt. Bijzondere omstandigheden kunnen evenwel in zaken tussen exechtgenoten tot een proceskostenveroordeling leiden. Alhoewel [eiseres] zowel in conventie, als in reconventie in het gelijk wordt gesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding om [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen. Geen sprake is van een dusdanige proceshouding aan de zijde van [gedaagde] dat een proceskostenveroordeling wordt gerechtvaardigd. Zijn proceshouding is verklaarbaar. Meer dan twee jaar is namelijk verstreken tussen het sluiten van de overeenkomst en het goederenrechtelijk willen effecturen van de verdeling onder verrekening van een groot aantal geldbedragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] - voor het geval de hypotheekverstrekker dat verlangt - om binnen vier weken na dit vonnis mee te werken aan het aanvragen van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de lening waarvoor het recht van hypotheek is gevestigd op de woning aan [adres] te [plaats 1] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na ontvangst van een verklaring van de hypotheekverstrekker dat hij is ontslagen uit de onder 5.1. omschreven hoofdelijke aansprakelijkheid, dan wel na ontvangst van een schriftelijke bevestiging van een financiële instelling waaruit blijkt dat [eiseres] in staat is om de openstaande hypothecaire lening te kunnen aflossen, mee te werken aan de levering van de woning aan [eiseres] en wel door (mede)ondertekening van de te passeren akte;
5.3.
bepaalt dat partijen ieder de helft van de eventuele toekomstige kosten van de notariële verdeling moeten betalen;
5.4.
bepaalt dat [eiseres] binnen drie maanden na dit vonnis moet beschikken over een schriftelijke verklaring dat de hypotheekverstrekker [gedaagde] ontslaat uit de onder 5.1. omschreven hoofdelijke aansprakelijkheid, dan wel over een schriftelijke bevestiging van een financiële instelling waaruit blijkt dat [eiseres] in staat is om de openstaande hypothecaire lening te kunnen aflossen;
5.5.
veroordeelt partijen - in het geval [eiseres] niet tijdig over de onder 5.4. bedoelde verklaring of bevestiging beschikt - om mee te werken aan het verkopen en leveren van de woning aan een derde; in dat geval zullen partijen binnen vier weken samen een makelaar aanwijzen die een bindend schriftelijk advies over de vraag- en laatprijs geeft en dus een doorslaggevende stem heeft bij de beslissing of een redelijk bod wordt geaccepteerd of niet. Indien partijen het niet eens kunnen worden over de keuze van een makelaar, wijzen zij ieder een makelaar aan die dan vervolgens de makelaar aanwijzen die bedoeld bindend advies geeft;
5.6.
bepaalt dat partijen bij verkoop aan een derde - na betaling van de makelaars- en notariskosten - ieder de helft van de eventuele resterende overwaarde toekomt;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in het geval de woning aan een derde wordt geleverd tot betaling van het bedrag van € 25.096,15 aan [eiseres] die bij de notaris wordt verrekend met de (eventuele) onder 5.6. bedoelde overwaarde;
5.8.
bepaalt dat, indien [eiseres] of [gedaagde] in gebreke blijven aan de hiervoor onder 5.1., 5.2. of onder 5.5. genoemde (voorwaardelijke) veroordelingen te voldoen, dit vonnis ex artikel 3:300 en artikel 3: 301 BW in de plaats treedt van de benodigde verklaring van [eiseres] of [gedaagde] in de aanvraag voor het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, de koopovereenkomst met een derde, de notariële akte of dat deel van de akte dat een van partijen dient te ondertekenen;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Perniciaro en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.