ECLI:NL:RBDHA:2024:3882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
NL23.40166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Litouwen en LHBTI-rechten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Jemeniet, heeft op 6 september 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze is niet in behandeling genomen omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om zijn uitzetting te verbieden totdat op zijn beroep is beslist. De rechtbank heeft op 29 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen, omdat Litouwen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij overdracht aan Litouwen een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank erkent dat de situatie voor LHBTI'ers in Litouwen moeilijker is dan in Nederland, maar oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Litouwen in een situatie van materiële deprivatie terecht zal komen. De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiser om bij de Litouwse autoriteiten te klagen over eventuele tekortkomingen in de behandeling van zijn asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.40166 (beroep) en NL23.40167 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. I.N. Schalken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om zijn uitzetting te verbieden totdat op zijn beroep is beslist. Over dit verzoek wordt ook geoordeeld in deze uitspraak.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 29 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen met zijn gemachtigde en S. Magid als tolk. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechter verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Verweerder hoeft zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van het besluit

4. Eiser is geboren op [datum] 1998 en heeft de Jemenitische nationaliteit. Op 6 september 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Eiser was in het bezit van een multiple entry visum, afgegeven door de Litouwse autoriteiten, geldig van 20 augustus 2023 tot 24 juli 2024.
4.1.
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Litouwen een verzoek om terugname gedaan. Litouwen heeft dit verzoek aanvaard.
Kan verweerder uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser voert aan dat verweerder niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat houdt het vermoeden in dat de behandeling van een vreemdeling in Litouwen niet in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest [2] , het Vluchtelingenverdrag en het EVRM [3] . Eiser stelt dat de opvangomstandigheden in Litouwen zeer slecht zijn. Er is sprake van disproportioneel geweld, marteling en mishandeling door de beveiliging. Verder blijkt uit diverse rapporten en artikelen dat sprake is van mensenrechtenschendingen, push-backs en politiegeweld. Bovendien loopt eiser als Dublin-terugkeerder bij overdracht het risico om gedetineerd te worden en zijn de detentieomstandigheden mensonwaardig. Eiser wijst ter onderbouwing van zijn stellingen naar de rapporten van het Global Detention Project van mei 2019, het jaarrapport van Amnesty International van 27 maart 2023 en het rapport van het CAT [4] van 21 december 2021.
5.1.
Vaststaat dat Litouwen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Litouwen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet van kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid [5] . Eiser is hierin niet geslaagd.
5.2.
In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Eiser heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Litouwen een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Uit de overgelegde informatie blijkt niet dat Litouwen Dublinclaimanten door middel van push-backs naar derde landen terugstuurt zonder hun asielverzoek te behandelen.
5.3.
Ook heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Litouwen daadwerkelijk gedetineerd zal worden en dat deze detentie onrechtmatig zou zijn. De door eiser overgelegde algemene informatie over het niet accepteren van asielaanvragen en het automatisch detineren van asielzoekers door de Litouwse autoriteiten, ziet op vreemdelingen die illegaal Litouwen zijn binnengekomen. Deze informatie biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Dublinclaimanten in Litouwen in een vergelijkbare positie terecht komen. De maatregelen zijn dan ook niet van toepassing op eiser. Eiser is immers op basis van een visum op legale wijze Litouwen ingereisd, en wordt op die grond als Dublinclaimant overgedragen aan Litouwen. Daarbij heeft verweerder ook terecht gewezen op een uitspraak van het Administratief Hooggerechtshof van Litouwen. Dat heeft op 28 juli 2022 geoordeeld dat ook de maatregel waarbij vreemdelingen die illegaal de grens oversteken in detentie worden gezet, in strijd is met het Unierecht en dat elke vreemdeling het recht heeft asiel aan te vragen in Litouwen. Indien eiser in Litouwen toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielaanvraag, in de opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op zijn weg hierover bij de Litouwse autoriteiten te klagen. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk of bij voorbaat zinloos zal zijn.
6. Eiser is verder van mening dat voor hem als homoseksueel niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Litouwen. De LHBTI- gemeenschap in Litouwen heeft te maken met geweld en discriminatie. Het is onmogelijk een huwelijk of geregistreerd partnerschap aan te gaan, te adopteren of draagmoederschap te regelen. Er zijn concrete aanwijzingen dat Litouwen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Eiser wijst ter onderbouwing van zijn stellingen op het rapport van UN Committee on Economic, Social and Cultural Rights van 30 maart 2023, het rapport van ILGA Europe [6] 2023, en het rapport van USDoS [7] Country report Lithuania 2022. Hieruit blijkt een gebrek aan tastbare vooruitgang bij bestrijding van geweld, stigmatisering en discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit. De situatie van LHBTI migranten en/of asielzoekers blijft moeilijk. Verschillende LHBTI-asielzoekers gingen in hongerstaking vanwege de langdurige onzekerheid, slechte huisvestingsomstandigheden, gebrek aan medische zorg en vooroordelen. Ook volgt uit de overgelegde stukken dat aan verschillende aanvragers de vluchtelingenstatus werd ontzegd. LHBTI-ers krijgen te maken met stigmatisering, discriminatie en geweld, maar de meesten rapporteren deze daden niet vanwege een gebrek aan vertrouwen in het rechtssysteem. Eiser wijst voorts op zijn eigen ervaringen in Litouwen. Hij is bespuugd toen hij een foto bij een regenboog-zebrapad maakte.
6.1.
De rechtbank erkent dat uit de stukken blijkt dat de situatie voor LHBTI’ers in Litouwen moeilijker is dan de situatie voor LHBTI’ers in Nederland, maar is van oordeel dat eiser met de overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht naar Litouwen terecht zal komen in een situatie van zeer verregaande materiele deprivatie.
Voor zover eiser stelt dat hij in Litouwen als lid van de LHBTI-gemeenschap niet dezelfde rechten geniet als hij zou hebben in Nederland omdat Litouwen adoptie door of trouwen van LHBTI’ers niet toestaat, volgt daaruit nog geen schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank is verder van oordeel dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij door het verschil in beschermingsbeleid tussen Litouwen en Nederland, een reëel risico loopt op indirect refoulement bij overdracht aan Litouwen. Voor zover eiser stelt dat Litouwen zich niet houdt aan geldende wet en regelgeving, dient eiser te klagen bij de autoriteiten in Litouwen. Uit de overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat de Litouwse autoriteiten thans in het algemeen niet bereid en in staat zijn om in individuele gevallen toereikende bescherming te bieden aan LHBTI. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
7. Eiser acht het van belang om te weten of het interstatelijk vertrouwensbeginsel deelbaar is en of mensenrechtenschendingen zoals pushbacks door Litouwen maken dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser verwijst naar prejudiciële vragen [8] gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 15 juni 2022, gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Hij verzoekt daarom om aanhouding van de behandeling van het beroep en toewijzing van de voorlopige voorziening.
7.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en verwijst hierbij naar hetgeen de Afdeling [9] in de uitspraken van 16 augustus 2023 [10] hierover heeft overwogen.
Beroep op artikel 17 van de Dublinverordening
8. Eiser betoogt dat in redelijkheid niet van hem verwacht kan worden dat hij terugkeert naar Litouwen. Hij stelt dat hij homoseksueel is en daarom extra kwetsbaar. In Litouwen hebben LHBTI-ers te maken met geweld en discriminatie, zoals hij zelf heeft ervaren. Eiser heeft brieven overgelegd van verschillende organisaties [11] om zijn geaardheid te onderbouwen. Eiser heeft in Nederland een partner met wie hij wil trouwen.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de motivering ter zitting voldoende heeft gemotiveerd dat wat eiser naar voren heeft gebracht, ook in samenhang bezien, onvoldoende is om bijzondere individuele omstandigheden aanwezig te achten die maken dat eisers overdracht aan Litouwen van een onevenredige hardheid getuigt.
Nog daargelaten dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij een partner heeft, is de enkele stelling dat hij met zijn partner wil trouwen onvoldoende om te concluderen dat de behandeling van zijn asielaanvraag door Nederland in de rede zou liggen. Verder is onvoldoende onderbouwd dat eiser, mocht er sprake zijn van geweld en/of discriminatie, niet de hulp van de Litouwse autoriteiten kan inschakelen. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris de behandeling van de aanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, aan zich had moeten trekken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen.
10. Omdat op het beroep is beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
11. Gelet op de uitkomst van het beroep bestaat geen aanleiding voor een vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
3.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.UN Committee Against Torture
5.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019 in de zaak Jawo, ECLI:EU:C:2019:218
6.International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association Europe
7.US Department of State
9.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
10.Zie: ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134, rechtsoverwegingen 6 tot en met 6.3
11.Een brief van het COC, van ‘Secret Garden’ en van ‘LGBT Asylum support’