ECLI:NL:RBDHA:2024:3881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
NL24.4438 en NL24.4439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend na een lange reis door verschillende landen, waaronder Kroatië, waar hij beweert te zijn mishandeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, ten onrechte heeft aangenomen dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft onvoldoende aandacht gekregen in de besluitvorming, vooral met betrekking tot zijn verklaringen over mishandeling en pushbacks in Kroatië. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep gegrond is verklaard. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die door verweerder moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.4438 (beroep)
NL24.4439 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J. Sinnema),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij zijn beroep in Nederland kan afwachten.
1.2
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, R. Shaw als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser door verweerder.
3. Het beroep is gegrond. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Totstandkoming van het besluit
4. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1985 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiser is via Turkije naar Griekenland gereisd en is daar op 21 september 2022 aangekomen. Eiser heeft in Griekenland twee keer een asielaanvraag ingediend, die alle twee zijn afgewezen. Eiser is in augustus 2023 doorgereisd via Macedonië, Servië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Slovenië, Italië, Zwitserland en Duitsland naar Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 4 oktober 2023 in Kroatië vingerafdrukken heeft afgegeven. Eiser verklaart dat hij in Kroatië is geslagen met een stok, dat zijn hand is gebroken en dat hij last heeft van zijn enkels en knieën. Eiser verklaart dat hij bij het oversteken van de grens naar Kroatië is teruggeduwd naar Bosnië en Herzegovina.
4.1
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Het oordeel van de rechtbank
Kan verweerder ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan?
5. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. Eiser beroept zich daarbij op de volgende rapportages:
  • Asylum Information Database (AIDA), landenrapport Kroatië (2022-update), 26 juni 2023;
  • Swiss Regufee Council, Situation of asylum seekers and beneficiaries of protection with mental health problems in Croatia, December 2021;
  • Border Violence Monitoring Network (BVMN), Balkan Regional Report on Illegal Pushbacks and Border Violence covering August 2023, 25 september 2023
  • European Agency for Fundamental Rights, Fundamental Rights Report 2023, 8 juni 2023;
  • Border Violence Monitoring Network (BVMN), Balkan Regional Report on Illegal Pushbacks and Border Violence covering March 2023, 8 mei 2023;
  • Human Rights Watch ‘“Like We Were Just Animals”: Pushbacks of People Seeking Protection from Croatia to Bosnia and Herzegovina’, 3 mei 2023;
  • Amnesty International (AI): Amnesty International Report 2022/23; The State of the World’s Human Rights; Croatia 2022, 27 maart 2023;
  • United States Department of State (USDOS): 2022 Country Report on Human Rights Practices: Croatia, 20 maart 2023;
  • Border Violence Monitoring Network, Illegal Pushbacks and Border Monitoring Report, Monthly Report covering January, 10 februari 2023;
  • Center of Peace Studies and PRO Asyl, Systematic Human Rights Violations at Croatian borders, 10 december 2022;
  • Lighthouse Reports, Europe’s Black Sites, 8 december 2022;
  • Border Violence Monitoring Network (BVMN), Black Book of Pushbacks, 7 december 2022;
  • Lighthouse Reports, Unmasking Europe’s Shadow Armies, 6 oktober 2021;
  • Border Violence Monitoring Network (BVMN), Illegal Pushbacks and Border Monitoring Report, Monthly Report covering February, 11 april 2023;
  • European Ombudsman, Delay in setting up monitoring mechanism for Croatian border management regrettable, says Ombudsman, 24 februari 2022;
  • The European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, Report on the visit to Croatia, 3 december 2021;
  • Center for Peace Studies, European Court of Human Rights finds Croatia responsible for the deaths and injuries of persons it deprived of liberty, 18 januari 2023;
  • Center for Peace Studies. Dublin Regulation and its application in Croatia, 19 januari 2024.
Eiser voert aan dat uit het rapport van het Border Violence Monitoring Network (BVMN) over de maand maart 2023 blijkt dat pushbacks van migranten, niet alleen aan de buitengrenzen, maar over het hele grondgebied plaatsvinden. Uit het BVMN-rapport over augustus 2023 blijkt verder dat asielzoekers geen opvang kunnen krijgen, vanwege het gebrek aan opvangplekken. Uit de notitie van Center for Peace Studies (CPS) van 19 januari 2024, blijkt verder dat Dublinterugkeerders op basis van hun tijdelijke verblijfsdocument niet te onderscheiden zijn van andere vluchtelingen in Kroatië en daarom ook slachtoffer kunnen worden van pushbacks. Het is niet mogelijk om hierover te klagen bij de Kroatische autoriteiten. Eiser beroept zich verder op het rapport van de European Union Agency for Fundamental Rights (EUFRA) van 8 juni 2023, waaruit blijkt dat het ingestelde monitoringsmechanisme niet werkt, omdat er in dit kader geen bezoek van waarnemers aan de grens is geweest.
5.1
De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 13 september 2023 [3] geoordeeld dat de pushbacks in Kroatië geen aanleiding (meer) vormen om ten aanzien van Dublinclaimanten niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. De Afdeling is uitgegaan van informatie van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 en de daarop door verweerder opgestelde beslisnota van 21 december 2022 [4] , waaruit volgt dat overgedragen Dublinclaimanten niet het risico lopen om door Kroatië te worden uitgezet zonder behandeling van hun asielverzoek of tijdens de behandeling van het asielverzoek. De Afdeling heeft daarbij ook van belang geacht dat deze informatie niet wordt weersproken door andere beschikbare landeninformatie. Daarom komt de Afdeling tot de conclusie dat verweerder zich op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor Kroatië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
5.2
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. De Afdeling heeft in haar uitspraak ook de getuigenissen van BVMN betrokken, en overwogen dat daaruit niet blijkt dat deze getuigenissen afkomstig zijn van Dublinclaimanten. [5] Ook in het meer recente BVMN-rapport en de notitie van CPS, waar de Afdeling zich nog niet over heeft uitgelaten, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het oordeel dat, anders dan de Kroatische autoriteiten hebben vermeld, Dublinclaimanten na overdracht te maken krijgen met pushbacks. Evenmin is hieruit gebleken dat de asielaanvragen van Dublinclaimanten niet of onzorgvuldig worden behandeld en dat zij geen toegang zullen krijgen tot opvang. De rechtbank volgt de stelling van eiser niet dat hij na terugkeer niet onderscheiden kan worden van andere asielzoekers en daarom risico loopt om uitgezet te worden. Eiser wordt middels een claimakkoord overgedragen, zodat het voor de Kroatische autoriteiten duidelijk is dat eiser een Dublinclaimant is. Ten aanzien van de rapportages over de EUFRA over het monitoringsmechanisme, stelt de rechtbank vast dat hiermee niet is onderbouwd dat Dublinclaimant niet in de nationale procedure worden opgenomen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder er onder verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit kunnen gaan dat Kroatië in zijn algemeenheid ten aanzien van Dublinclaimanten zijn internationale verplichtingen nakomt. De beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moeten nemen?
6. Eiser voert aan dat hij door de Kroatische autoriteiten is mishandeld. Hij is geslagen met een stok op zijn enkels en knieën en zijn hand is gebroken. Eiser is door de Kroatische autoriteiten bij de grens teruggeduwd naar Bosnië en Herzegovina.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat eiser consequent heeft verklaard over wat hij in Kroatië heeft meegemaakt. Eiser heeft tijdens het aanmeldgehoor meteen verklaard dat hij door de Kroatische autoriteiten is mishandeld, dat hij is teruggeduwd en dat hij niet aan documenten kan komen om dit te onderbouwen. Op zitting heeft eiser opnieuw verklaard dat hij een pushback heeft meegemaakt en daarbij zijn hand laten zien, die zichtbaar opgezet is in vergelijking met zijn andere hand. Verweerder heeft niet betwist dat eiser is mishandeld en slachtoffer is geweest van een pushback. Dit zijn omstandigheden die verweerder moet betrekken bij zijn beslissing en verweerder heeft dat niet gedaan. De enkele stelling van verweerder dat eiser geen medische documenten heeft overgelegd en dat ervan uitgegaan kan worden dat eiser niet opnieuw zo’n behandeling ten deel zal vallen, vindt de rechtbank onvoldoende. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van bijzondere en individuele omstandigheden die verweerder bij deze beslissing had moeten betrekken. De beroepsgrond slaagt.
Is er reden om de behandeling van het beroep aan te houden?
7. Eiser stelt dat zijn zaak moet worden aangehouden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen die deze rechtbank, zittingsplaats ‘s Hertogenbosch, in de uitspraak [6] van 15 juni 2022 heeft gesteld. De vragen gaan over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
7.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen. De rechtbank overweegt, met verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023, onder 3.1, dat de mogelijke tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië er niet toe leiden dat voor Dublinclaimanten in het algemeen of eiser in het bijzonder een reëel risico bestaat op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest [7] en artikel 3 van het EVRM [8] .
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. De rechtbank bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
8.1
Omdat de rechtbank het beroep nu gegrond verklaart, is het niet meer nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8.2
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- omdat de gemachtigde van eiser een beroep- en verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 februari 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Kenmerk 4392657, bij de brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2023.
5.ECLI:NL:RVS:2023:3411, onder 2.5.
7.Handvest van de Europese Unie.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.