ECLI:NL:RBDHA:2024:388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
NL23.7746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking verzet tegen inwilligend besluit

In deze zaak heeft verzoekster, geboren op [geboortedatum], een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 3 oktober 2023 het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen 16 weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. Na de inwilliging van de aanvraag door de staatssecretaris op 14 november 2023, heeft verzoekster haar verzet tegen de uitspraak van 3 oktober ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat de inwilliging van de aanvraag enkel uitvoering gaf aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat de zitting achterwege zal blijven, tenzij een van de partijen om een mondelinge behandeling vraagt, wat niet is gebeurd. Het onderzoek is gesloten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling uiteengezet dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank concludeert dat de reden voor het inwilligende besluit geen verband houdt met het ingediende verzetschrift. Daarom bestaat er geen aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7746

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

geboren op [geboortedatum] ,
mede namens haar minderjarige kind:
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
beiden Staatloos,
V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (de staatssecretaris)

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij uitspraak van 3 oktober 2023 heeft de rechtbank onder meer dat beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen 16 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Verzoekster heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De staatssecretaris heeft bij besluit van 14 november 2023 de aanvraag ingewilligd.
Verzoekster heeft vervolgens het verzet ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De staatssecretaris heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskosten veroordeling. De staatssecretaris is niet tegemoet gekomen aan
betrokkenen, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Weliswaar is op 14 november
2023 een inwilligend besluit bekend gemaakt, maar met het nemen van dit
besluit is enkel uitvoering gegeven aan de uitspraak van 3 oktober 2023.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat de zitting achterwege zal worden gelaten tenzij een van de partijen aangeeft dat zij mondeling op een zitting wil worden gehoord.
Partijen hebben niet laten weten dat zij op een zitting willen worden gehoord en de rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
2. De verzetsmogelijkheid heeft alleen betrekking op de vraag of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. In verzet heeft verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank -kort samengevat- aangevoerd dat de rechtbank een kortere beslistermijn had dienen te hanteren. Verzoekster heeft het verzet ingetrokken nadat de staatssecretaris een inwilligend besluit had genomen op de mvv aanvraag van verzoekster. Bij de intrekking van het verzet heeft verzoekster aangegeven dat, nu de inwilliging na het verzetschrift is gekomen, proceskosten toegekend dienen te worden, die passen bij het indienen van een verzetschrift. De rechtbank stelt vast dat de reden voor het inwilligende besluit geen verband houdt met het ingediende verzetschrift. Een verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Awb dient als regel te worden ingewilligd op grond van het enkele feit dat het bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen. Gezien het toetsingskader van verzet, kan dus niet worden gezegd dat de staatssecretaris geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan verzoekster.
3. Daarom bestaat er geen aanleiding om de staatssecretaris in deze procedure te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Het verzoek om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.