ECLI:NL:RBDHA:2024:3872
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetenen en beroep tegen terugkeerbesluit
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning als langdurig ingezetene van de EU. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 17 april 2023 afgewezen, evenals de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en de verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Tevens is het besluit een terugkeerbesluit, waarbij eiser Nederland en de EU binnen vier weken moet verlaten. Het bestreden besluit van 5 juli 2023 bevestigde de eerdere afwijzing.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 8 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep uitsluitend gericht is tegen het terugkeerbesluit. Eiser heeft geen gronden geformuleerd tegen de vaststelling dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de verlening van de verblijfsvergunningen. Eiser had tot 20 januari 2023 rechtmatig verblijf, maar er is geen titel voor rechtmatig verblijf na deze datum aangetoond.
De rechtbank oordeelt dat het terugkeerbesluit terecht is uitgevaardigd. Eiser's stelling dat hij is toegelaten tot een studie aan de universiteit Maastricht leidt niet tot een andere conclusie, aangezien hij geen verblijfsvergunning voor studie heeft aangevraagd. De rechtbank concludeert dat eiser's argumenten niet voldoende zijn onderbouwd en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep wordt ongegrond verklaard en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Partijen worden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.