ECLI:NL:RBDHA:2024:3872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
AWB 23/8585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetenen en beroep tegen terugkeerbesluit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning als langdurig ingezetene van de EU. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 17 april 2023 afgewezen, evenals de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en de verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Tevens is het besluit een terugkeerbesluit, waarbij eiser Nederland en de EU binnen vier weken moet verlaten. Het bestreden besluit van 5 juli 2023 bevestigde de eerdere afwijzing.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 8 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep uitsluitend gericht is tegen het terugkeerbesluit. Eiser heeft geen gronden geformuleerd tegen de vaststelling dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de verlening van de verblijfsvergunningen. Eiser had tot 20 januari 2023 rechtmatig verblijf, maar er is geen titel voor rechtmatig verblijf na deze datum aangetoond.

De rechtbank oordeelt dat het terugkeerbesluit terecht is uitgevaardigd. Eiser's stelling dat hij is toegelaten tot een studie aan de universiteit Maastricht leidt niet tot een andere conclusie, aangezien hij geen verblijfsvergunning voor studie heeft aangevraagd. De rechtbank concludeert dat eiser's argumenten niet voldoende zijn onderbouwd en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep wordt ongegrond verklaard en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Partijen worden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8585
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. J.M. Bell),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning als langdurig ingezetene van de EU [1] .
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 17 april 2023 afgewezen. De staatssecretaris heeft daarnaast geweigerd een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verlenen en om de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlengen. De staatssecretaris heeft in het besluit opgenomen dat het tevens een terugkeerbesluit is en dat eiser Nederland en de EU binnen vier weken moet verlaten. Met het bestreden besluit van 5 juli 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij zijn besluit gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 8 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat het beroep uitsluitend is gericht tegen het terugkeerbesluit. Eiser heeft geen gronden geformuleerd tegen de vaststelling dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de genoemde verblijfsvergunningen en dat hij evenmin in aanmerking komt voor verlenging van de geldigheidsduur van de laatst aan hem verleende verblijfsvergunning onder de beperking ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’.
3. Eiser heeft tot 20 januari 2023 rechtmatig verblijf gehad op grond van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘het zoeken naar een verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’ en aansluitend in afwachting van de bekendmaking van het bestreden besluit. Niet is gebleken van een titel voor het aannemen van rechtmatig verblijf daarna.
4. Dat betekent dat bij het bestreden besluit terecht een terugkeerbesluit tegen eiser is uitgevaardigd.
5. De omstandigheid dat eiser stelt te zijn toegelaten tot een studie aan de universiteit Maastricht en dat hij zich op het standpunt stelt dat hij voldoet aan de beperking ‘studie’, leidt niet tot een andere conclusie. Een dergelijke toelating is weliswaar een voorwaarde voor verlening van een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘studie’, maar dan moet hij die verblijfsvergunning wel eerst aanvragen. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit ook overwogen dat het terugkeerbesluit automatisch vervalt zodra er een nieuwe verblijfsvergunning wordt verleend. Eiser heeft niet aangetoond dat hij opnieuw een verblijfsaanvraag heeft gedaan voor een studie aan genoemde instelling of voor een ander doel.
6. Eiser heeft zijn stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met persoonlijke omstandigheden niet geconcretiseerd. De beroepsgrond dat ten onrechte geen toepassing is gegeven aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht heeft eiser niet feitelijk toegelicht. Een en ander biedt dan ook geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Gelet op het voorgaande bestond ook geen twijfel over de uitkomst van het bezwaar, zodat de staatssecretaris kon afzien van het horen van eiser.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en zal geanonimiseerd worden gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Voetnoten

1.de Europese Unie