ECLI:NL:RBDHA:2024:3835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
NL.24.4861 en NL24.4864
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Frankrijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van twee verzoekers die asiel aanvragen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 5 februari 2024 besloten om de aanvragen van verzoekers niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat er een overdracht naar Frankrijk gepland stond op 14 maart 2024.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Verzoekers stelden dat de overdracht niet kon plaatsvinden, gezien de medische situatie van een van hen. De staatssecretaris verdedigde dat de besluiten tot niet in behandeling nemen van de asielaanvragen op goede gronden waren genomen en dat er geen reden was om de overdracht te stoppen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoekers bij uitstel van de overdracht zwaarder woog dan het belang van de staatssecretaris om de overdracht door te laten gaan. De rechter wees de verzoeken om voorlopige voorziening toe, schorste de bestreden besluiten en bepaalde dat verzoekers niet aan Frankrijk mochten worden overgedragen totdat op de beroepen was beslist. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 875,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.4861en NL24.4864
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen [verzoeker 1], V-nummer: [V-nummer 1],
[verzoeker 2], V-nummer: [V-nummer 2], gezamenlijk: verzoekers (gemachtigde: mr. D. van Elp),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Procesverloop

Bij besluiten van 5 februari 2024 (de bestreden besluiten) heeft de staatssecretaris de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 8 maart 2024 heeft de staatssecretaris verzoekers medegedeeld voornemens te zijn hen op 14 maart 2024 om 09:55 uur over te dragen aan Frankrijk. Verzoekers hebben daarom verzocht vooruitlopend op de behandeling van het beroep op hun verzoek om voorlopige voorziening te beslissen, en verweerder heeft aangegeven daar geen bezwaar tegen te hebben.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verzoekers vragen om de verzoeken om een voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat de overdracht naar Frankrijk is gepland op 14 maart 2024 om 09:55 uur, terwijl de zitting in het beroep plaatsvindt op 19 maart 2024. Verzoekers menen dat de overdracht geen doorgang kan vinden, gelet op wat in het beroep is aangevoerd. Dit meer in bijzonder vanwege de medische gesteldheid van de heer [verzoeker 2].
3. De staatssecretaris voert aan dat de besluiten tot niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers op goede gronden zijn genomen en dat er geen aanleiding bestaat om de overdracht op 14 maart 2024 geen doorgang te laten vinden.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers hebben verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de door de staatssecretaris geplande overdracht naar Frankrijk op 13 maart 2024 achterwege zal blijven en dat zij de uitspraak in de beroepen, met zaaknummers NL24.4860 en NL24.4863, mogen afwachten. Verzoekers hebben ook gewezen op de medische situatie.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoekers bij uitstel van de overdracht aan Frankijk om de uitkomst van de beroepen af te wachten dient te prevaleren boven het belang van de staatssecretaris om verzoekers op 14 maart 2024 over te dragen aan Frankrijk. Het is niet uitgesloten dat de verwijdering onomkeerbare gevolgen voor verzoekers kan hebben. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat de termijn van zes maanden waarbinnen verzoekers op grond van de door Frankrijk op 19 oktober 2023 geaccepteerde Dublinclaim aan Frankrijk moeten worden overgedragen binnenkort (c.q. binnen korte termijn na de behandeling van de beroepen op de zitting van 19 maart 2024) al verstrijkt.
6. De voorzieningenrechter wijst om die reden de verzoeken om voorlopige voorziening toe, schorst de bestreden besluiten en bepaalt dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Frankrijk totdat op de beroepen tegen de bestreden besluiten is beslist.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Gelet op de samenhang tussen beide zaken en het feit dat in beide zaken dezelfde gronden van verzoek zijn ingediend, stelt de voorzieningenrecht de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op in totaal € 875,- (1 punt voor het indienen van de beide verzoekschriften met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat de bestreden besluiten worden geschorst en dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Frankrijk totdat is beslist op de beroepen;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 875,
-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
Deze uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl en is uitgesproken en bekendgemaakt op:
13 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.