ECLI:NL:RBDHA:2024:3831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
09.062708.23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte wegens beïnvloeding van getuigen in een strafzaak

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het beïnvloeden van getuigen. De zaak kwam voort uit een eerder onderzoek naar de dood van een veertienjarig meisje, waarbij een familielid van de verdachte, [naam 2], was veroordeeld voor de moord. De verdachte, die de achtertante van [naam 2] is, werd ervan beschuldigd de verklaringsvrijheid van [naam 1] (de moeder van [naam 2]) en [naam 3] (de ex-vriendin van [naam 2]) te hebben beïnvloed door hen te ontmoedigen om te getuigen.

Tijdens de zitting op 7 maart 2024 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van de tenlastelegging gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank heeft de uitingen van de verdachte in de context van de situatie beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte haar uitingen niet had gedaan met de bedoeling om de verklaringsvrijheid van de getuigen te beïnvloeden, maar eerder als steun en advies had bedoeld.

De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 21 maart 2024.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/062708-23
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 7 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. de l’Isle en van hetgeen door de raadsvrouw mr. M. van Strien naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 januari 2022 tot en met 22 februari 2022, te Leidschendam, althans in Nederland, zich opzettelijk mondeling jegens [naam 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter en/of (politie)ambtenaar een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl zij, verdachte, ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd,
immers heeft zij verdachte opzettelijk tegen die [naam 1] gezegd dat zij, [naam 1] :
- tegen de politie niets moet zeggen over de stemming van [naam 2] , want rechercheurs zijn geen psychologen en/of
- de telefoon niet moet opnemen als de politie belt en/of de politie niet moet terugbellen en/of
- geen medewerking moet verlenen aan het politieverhoor met betrekking tot identificatie en/of herkenning van [naam 2] en/of
- zich moet beroepen op haar verschoningsrecht;
2
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 januari 2022 tot en met 22 februari 2022, te Leidschendam, althans in Nederland, zich opzettelijk mondeling, direct en/of indirect (via [naam 1] ) jegens [naam 3] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter en/of (politie)ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl zij, verdachte, ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft zij verdachte opzettelijk (via [naam 1] ) tegen die [naam 3] gezegd dat zij, [naam 3] :
- geen medewerking moet verlenen aan het politieverhoor met betrekking tot identificatie en/of herkenning van [naam 2] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Nadat op 31 december 2021 het levenloze lichaam van de veertienjarige [slachtoffer] werd aangetroffen in een park in Leiden, is de politie gestart met een grootschalig onderzoek naar haar dood. Al snel werd [naam 2] aangehouden als verdachte. Op 28 november 2022 is hij onherroepelijk veroordeeld voor het om het leven brengen van [slachtoffer] .
In deze zaak ligt de vraag voor of de verdachte, achtertante van de hiervoor genoemde veroordeelde [naam 2] , zich gedurende het onderzoek naar de dood van [slachtoffer] schuldig heeft gemaakt aan het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van [naam 1] (de moeder van de veroordeelde) en [naam 3] (de ex-vriendin van de veroordeelde) door - kort samengevat - deze personen te ontmoedigen om te verklaren over [naam 2] .
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Voor zover relevant, zal de rechtbank hierna op specifieke standpunten van de officier van justitie nader ingaan.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Op de specifieke standpunten van de raadsvrouw zal de rechtbank, voor zover relevant, hierna nader ingaan.
3.4.
Vrijspraak
3.4.1.
Het juridisch kader van artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank stelt voorop dat de strafbaarstelling van beïnvloeding van personen zoals bedoeld in artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de vrijheid van personen om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te kunnen leggen. Van beïnvloeden in de zin van dit artikel is sprake als de uiting ertoe strekt deze verklaringsvrijheid aan te tasten. Voldoende is dat vast komt te staan dat de uiting kennelijk bedoeld was om de verklaringsvrijheid te beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat een persoon wordt ontmoedigd een belastende verklaring af te leggen of wordt aangemoedigd geen verklaring meer af te leggen. Niet is vereist dat die kennelijke bedoeling ook tot een daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid.
3.4.2.
De verklaring van de verdachte en de context van haar uitlatingen
De verdachte heeft ontkend dat zij de verklaringsvrijheid van de in de tenlastelegging genoemde personen heeft willen beïnvloeden. Zij trof naar eigen zeggen in januari 2022 een, wegens de verdenking jegens haar zoon, totaal ontredderde [naam 1] en heeft haar opgevangen en voorzien van (psychische) steun in een moeilijke periode. De verdachte heeft verklaard dat de door haar gedane uitingen uitsluitend ondersteunend en adviserend bedoeld waren.
3.4.3.
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de in de tenlastelegging omschreven gesprekken zijn gevoerd in een roerige tijd, waarin een familielid van de verdachte werd verdacht van een zeer ernstig strafbaar feit en waarin de familie in dat kader het initiatief nam en contact zocht met de verdachte. De verdachte heeft de familie daarop, mede vanuit haar deskundigheid als psychiater, gesteund gedurende het onderzoek. Gedurende deze periode zijn binnen de familie en kennissenkring van de verdachte veel gesprekken gevoerd over het lopende onderzoek, zowel telefonisch als in persoon. De rechtbank neemt in ogenschouw dat de in de tenlastelegging genoemde uitingen, momentopnamen betreffen die in sommige gevallen voortborduurden op eerdere (niet telefonisch) gevoerde gesprekken. Bovendien zijn de uitingen deels geparafraseerd en, in het geval van feit 2, ook nog indirect via een derde ‘overgebracht’.
De rechtbank heeft – tegen de hierboven weergegeven achtergrond – de uitgewerkte tapgesprekken gelezen. Daaruit maakt de rechtbank op dat de verdachte haar (soms uitgesproken) opvattingen heeft gedeeld met [naam 1] . Deze uitingen kunnen in het licht van het destijds lopende onderzoek naar de gewelddadige dood van [slachtoffer] als tegenwerkend en frustrerend worden opgevat. Maar de rechtbank kan op basis van die uitingen niet vaststellen dat de verdachte ook uitingen heeft gedaan met de bedoeling om de verklaringsvrijheid van de in de tenlastelegging genoemde personen te beïnvloeden. De rechtbank beschouwt de uitingen, bezien in de context waarin zij zijn gedaan en de (familie)band tussen de betrokkenen, veeleer als steunend en adviserend van aard.
Bijvoorbeeld: in de tenlastelegging is opgenomen dat de verdachte tegen [naam 1] heeft gezegd dat zij zich moet beroepen op haar verschoningsrecht. In het proces-verbaal waarin dit getapte gesprek is uitgewerkt staat onder meer het volgende, waarbij met ‘ [letter 1] ’ [naam 1] wordt aangeduid en met ‘ [letter 2] ’ de verdachte:
“[…]
[letter 1] : Ja, het is nu bij de recherche erbij. Ik vind dat ook raar. Direct van de recherche. Direct nadat ik [naam 2] had opgehangen. Ik weet niet of ze dan mee zitten te luisteren.[letter 2] : Dat weten wij helemaal niet. In dit geval kan het geen kwaad. Het is toch niet dat… Als het ware zou het zo kunnen zijn dat je tegen je zoon moet getuigen.[letter 1] : Als je iets verkeerds zegt, dan zou dat kunnen verknallen voor je zoon.
[letter 2] : Je bent als familie absoluut niet verplicht om te getuigen.[letter 1] : Niet verplicht om het te doen.[letter 2] : Je hebt recht op verschoning. Dat zou een advocaat mee moeten beoordelen. […]“
De rechtbank begrijpt het bovenstaande zo dat [naam 1] met de verdachte haar zorgen deelt. De verdachte laat vervolgens – ogenschijnlijk bij wijze van geruststelling en advies – weten aan [naam 1] dat zij een verschoningsrecht heeft. De rechtbank kan aan het bovenstaande niet de conclusie verbinden dat de verdachte met haar uitingen kennelijk heeft bedoeld om [naam 1] te belemmeren in haar vrijheid om te verklaren.
Ook voor de overige tenlastegelegde uitingen geldt, op vergelijkbare wijze, dat de rechtbank het specifieke opzet op beïnvloeding van de verklaringsvrijheid niet kan vaststellen.
3.4.4.
Conclusie
Het vorengaande betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beïnvloeding van de in de tenlastelegging genoemde getuigen.
Concluderend acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij de verdachte hiervan vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Diepenhorst, voorzitter,
mr. S. Pereth, rechter,
mr. J.J. Balfoort, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2024.