In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2024, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren op een onbekende datum en van Tunesische nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend na een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar dat op 12 februari 2024 was opgelegd. De rechtbank behandelt het beroep samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, maar de eiser verschijnt niet op de zitting. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De eiser stelt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Tunesische autoriteiten vanwege zijn vermeende terroristische activiteiten en de S17-maatregel die aan hem zou zijn opgelegd. Hij heeft verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn claims, waaronder identiteitsdocumenten en een huwelijksakte. De rechtbank oordeelt echter dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder een uitzonderingsgroep valt of dat Tunesië voor hem persoonlijk niet veilig is. De rechtbank concludeert dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten.
De rechtbank wijst het beroep van de eiser af, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit in stand blijven. De eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.