ECLI:NL:RBDHA:2024:3798
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser met problemen met de inlichtingendienst en bekering tot het soennisme
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 maart 2024, wordt het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 6 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 20 november 2023 een afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. De eiser heeft zijn asielrelaas onderbouwd met claims van vervolging door de Iraanse autoriteiten vanwege zijn bekering tot het soennisme en zijn deelname aan protesten. Echter, de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig achtte. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten staat. De rechtbank wijst op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de eiser en het gebrek aan bewijs ter ondersteuning van zijn claims.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.