ECLI:NL:RBDHA:2024:3775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 13 april 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij hun referent. Aangezien de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig op deze aanvraag heeft beslist, hebben eisers de staatssecretaris op 13 april 2023 in gebreke gesteld. Vervolgens hebben zij op 16 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, met een maximale termijn van acht weken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de proceskosten van eisers op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1746

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
allen van Syrische nationaliteit
v-nummers: [nummer]
en [nummer]
eisers
(gemachtigde: mr. E. Berger),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, staatssecretaris.

Inleiding

1. Eisers hebben op 13 april 2023 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
1.1
Bij brief van 13 april 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Eisers hebben vervolgens op 16 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.2
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
1.3
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk

Beoordeling door de rechtbank

2. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van hun beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eisers overgelegde formulier hebben zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
4. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 13 april 2023. De staatssecretaris moet binnen 90 dagen beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Bij de ontvangstbevestiging van 17 april 2023 heeft de staatssecretaris eisers meegedeeld dat zij de beslissing binnen zes maanden kan verwachten, gerekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. De staatssecretaris had dus uiterlijk op 16 oktober 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eisers de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Omdat de staatssecretaris nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de staatssecretaris. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op de aanvraag van eisers.
6. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris een rechterlijke dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
7. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
8. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze
uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke
dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- stelt de door de staatssecretaris te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.