ECLI:NL:RBDHA:2024:3766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1809
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag in vreemdelingenrecht

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, het beroep van eiser inzake NL23.10240 gegrond verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak op de aanvraag van eiser te beslissen. Bij overschrijding van deze termijn verbeurde de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft op 17 januari 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de beslistermijn van de eerdere uitspraak nog niet was verstreken en er geen procesbelang was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris tot en met 17 november 2023 de tijd had om een besluit te nemen, maar er zijn geen stukken aangetroffen die wijzen op een nader onderzoek of besluit. Hierdoor verbeurt de staatssecretaris een dwangsom, maar het beroep blijft niet-ontvankelijk omdat de dwangsomtermijn nog niet vol was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1809

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],geboren op [geboortedatum]

van Syrische nationaliteit
v- nummer: [nummer]
eiser,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, staatssecretaris,

Inleiding

1. Op 22 september 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het door eiser ingestelde beroep inzake NL23.10240 tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag gegrond verklaard. De staatssecretaris is opgedragen om binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak op de aanvraag van eiser te beslissen of binnen die termijn te besluiten dat nader onderzoek moet plaatsvinden, in welk geval de staatssecretaris binnen twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend dient maken. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris de genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
1.1
Op 17 januari 2024 heeft eiser (nogmaals) beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
1.2
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Uit het beleid van de rechtbank [1] volgt dat in het geval dat andermaal beroep wordt ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zij eerst beoordeelt of de beslistermijn die is opgenomen in de eerdere uitspraak is verstreken.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank of de in die uitspraak opgelegde dwangsomtermijn is volgelopen. Indien ten tijde van het sluiten van het onderzoek de opgelegde dwangsomtermijn is volgelopen en nog geen besluit is genomen, is er procesbelang en wordt het beroep verder beoordeeld. Dit is anders indien de opgelegde dwangsomtermijn nog niet is volgelopen en er nog geen besluit is genomen. In dat geval is het beroep reeds hierom niet-ontvankelijk omdat met het instellen van beroep geen gunstigere rechtspositie kan worden bereikt. Een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag doet daarmee af aan de rechtskracht van de eerste uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder tot en met 17 november 2023 de tijd had om een besluit te nemen of over te gaan tot nader onderzoek, in welk geval de staatssecretaris nog twaalf weken na die datum had om een besluit te nemen. De rechtbank heeft geen stukken in het dossier aangetroffen waaruit blijkt dat de staatssecretaris een nader onderzoek heeft aangekondigd en daartoe is overgegaan. Evenmin is gebleken dat de staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen. Daarom verbeurt de staatssecretaris vanaf 18 november 2023 een rechterlijke dwangsom. Die dwangsom was ten tijde van het instellen van onderhavig beroep niet tijdig beslissen nog niet volgelopen.
5. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Beleid ten aanzien van de beroepen niet tijdig in het vreemdelingenrecht, vastgesteld op 20 maart 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl)