ECLI:NL:RBDHA:2024:3764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag in vreemdelingenrecht

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, het beroep van eisers inzake NL23.13074 gegrond verklaard, waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgedragen om binnen acht weken op hun aanvraag te beslissen. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Op 12 januari 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eisers en dat er geen besluit is genomen binnen de gestelde termijn. De vraag die in geschil is, betreft de mogelijkheid voor eisers om opnieuw beroep in te stellen terwijl de dwangsomperiode nog niet is verstreken. Volgens de landelijke richtlijnen voor beroepen in het vreemdelingenrecht moeten opvolgende beroepen tegen het niet tijdig beslissen, waarbij de dwangsom nog niet is volgelopen, niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit is in lijn met het systeem van dergelijke beroepen, waarbij een tweede dwangsom opleggen voordat de eerste is verbeurd, in strijd is met de rechtskracht van de eerdere uitspraak.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1330

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
[naam] ,
geboren op [geboortedatum]
Allen van Syrische nationaliteit
V-nummers: [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer]
eisers
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. Op 30 oktober 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het door eisers ingestelde beroep inzake NL23.13074 tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag gegrond verklaard. De staatssecretaris is opgedragen om binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak op de aanvraag van eisers te beslissen. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris de genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
1.1
Op 12 januari 2024 hebben eisers (nogmaals) beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag.
1.2
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Tussen partijen is niet geschil dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eisers en dat de staatssecretaris niet alsnog binnen acht weken na de dag van verzending van voornoemde uitspraak een besluit op de aanvraag van eisers heeft genomen. In geschil is de vraag of eisers opnieuw beroep konden instellen tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag, terwijl de staatssecretaris nog dwangsommen verbeurde. De dwangsomperiode was op 12 januari 2024, de datum dat dit beroep is ingediend, immers nog niet verstreken.
3. De rechtbank stelt vast dat volgens de landelijke richtlijnen ten aanzien van beroepen niet tijdig in het vreemdelingenrecht van 25 maart 2020 opvolgende beroepen tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag, waarbij de dwangsom nog niet is volgelopen, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het opleggen van een tweede dwangsom nog voordat de eerste dwangsom is volgelopen, is namelijk in strijd met het systeem van dit soort beroepen. Een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag doet daarmee af aan de rechtskracht van de eerste uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen.
4. Dit betekent dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.