ECLI:NL:RBDHA:2024:3764
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag in vreemdelingenrecht
Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, het beroep van eisers inzake NL23.13074 gegrond verklaard, waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgedragen om binnen acht weken op hun aanvraag te beslissen. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Op 12 januari 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eisers en dat er geen besluit is genomen binnen de gestelde termijn. De vraag die in geschil is, betreft de mogelijkheid voor eisers om opnieuw beroep in te stellen terwijl de dwangsomperiode nog niet is verstreken. Volgens de landelijke richtlijnen voor beroepen in het vreemdelingenrecht moeten opvolgende beroepen tegen het niet tijdig beslissen, waarbij de dwangsom nog niet is volgelopen, niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit is in lijn met het systeem van dergelijke beroepen, waarbij een tweede dwangsom opleggen voordat de eerste is verbeurd, in strijd is met de rechtskracht van de eerdere uitspraak.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.