ECLI:NL:RBDHA:2024:3763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
C/09/650918 / JE RK 23-1495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

Op 1 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die verzocht om de machtiging te verlengen tot 16 september 2024, in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks intensieve begeleiding van Youth Turn, niet in staat is om zowel voor [minderjarige 1] als voor [minderjarige 2] te zorgen. De moeder heeft weliswaar positieve ontwikkelingen doorgemaakt in haar opvoedvaardigheden, maar de zorg voor beide kinderen is te zwaar voor haar, vooral gezien het complexe gedrag van [minderjarige 1].

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de noodzaak van de uithuisplaatsing benadrukt, gezien de specifieke opvoedbehoeften van [minderjarige 1] en de huidige situatie van de moeder. De omgang tussen de moeder en [minderjarige 1] verloopt moeizaam, en er is behoefte aan verbetering in deze contacten. De kinderrechter heeft besloten dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/650918 / JE RK 23-1495
Datum uitspraak: 1 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2014 in Curaçao,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. H.L. van Lookeren Campagne te Wassenaar,
[gezinshuisouder 1]en
[gezinshuisouder 2],
hierna te noemen: de gezinshuisouders,
wonende in [plaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 7 september 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 16 september 2024 en de machtiging verleend om [minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 16 maart 2024.Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken (opnieuw) mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 7 september 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de schriftelijke update met bijlage van de gecertificeerde instelling van 15 februari 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder van 26 januari 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder van 14 februari 2024.
1.3.
Op 1 maart 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
- [naam 2] , een begeleidster van de moeder van Youth Turn, als toehoorder.
1.4.
De gezinshuisouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de gezinshuisouders wel juist zijn opgeroepen.

2.Het verzoek

2.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft het verzoek de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.2.
De gecertificeerde instelling heeft haar standpunt als volgt gemotiveerd. [minderjarige 1] verblijft sinds april 2022 in een gezinshuis. De gezinshuisouders sluiten aan bij de opvoedbehoeften van [minderjarige 1] en bieden haar een dagstructuur met regels, grenzen en duidelijkheid. [minderjarige 1] ontwikkelt zich goed in het gezinshuis. Er zijn geen zorgen over de opvoedsituatie in het gezinshuis. [minderjarige 1] geeft wel aan bang te zijn het gezinshuis te moeten verlaten. Op school laat [minderjarige 1] moeilijk gedrag zien. De school geeft aan dat het duidelijk te merken is wanneer [minderjarige 1] de moeder gaat zien of heeft gezien. Zij heeft dan moeite om zich te concentreren en zoekt negatieve aandacht. [minderjarige 1] krijgt nu wel begeleiding op school, maar het is de vraag of dit haar voldoende helpt. De gecertificeerde instelling zou graag een IQ-test bij [minderjarige 1] afnemen, zodat duidelijk wordt of zij extra ondersteuning nodig heeft. De moeder stemt daar echter niet mee in. De moeder en [minderjarige 1] hebben op dit moment twee keer in de maand begeleide omgang en af en toe belcontact. De omgamgsmomenten verlopen moeizaam. De moeder toont weinig interesse in [minderjarige 1] zelf en is tijdens de bezoeken druk met het bellen met of tonen van familie in Curaçao. Ook wordt er gezien dat de moeder onvoldoende aansluit bij de behoeften van [minderjarige 1] . De moeder trekt aan [minderjarige 1] door te vragen of zij niet thuis wil wonen en of zij de moeder niet mist. [minderjarige 1] raakt hier overstuur van, waardoor het op dit moment lastig is om [minderjarige 1] te stimuleren voor de bezoeken. Het is belangrijk dat de moeder meer aansluiting vindt bij [minderjarige 1] , zodat de omgangsmomenten op een positieve manier kunnen verlopen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zien elkaar elke maand tijdens een logeerweekend op een vakantiepark. In verband met de onderlinge dynamiek slapen zij dan in aparte huisjes. [minderjarige 2] woont thuis bij de moeder. De moeder krijgt daarbij veertig uur per week begeleiding van Youth Turn. Met deze intensieve ondersteuning gaat het goed genoeg. De gecertificeerde instelling acht de moeder echter niet in staat om zowel voor [minderjarige 2] als voor [minderjarige 1] te zorgen. Op dit moment is het terugplaatsen van [minderjarige 1] bij de moeder dan ook niet in haar belang. [minderjarige 1] heeft het naar haar zin in het gezinshuis en ontwikkelt zich daar goed. De gecertificeerde instelling heeft [minderjarige 1] aangemeld voor een perspectiefonderzoek van WSGV. Hier zal naar verwachting in juli 2024 mee gestart kunnen worden, zodat er duidelijkheid komt over het opvoedperspectief van [minderjarige 1] .

3.De standpunten

3.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder heeft naar voren gebracht dat zij in staat is om de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] te dragen. De moeder benadrukt dat een uithuisplaatsing in beginsel een tijdelijke maatregel is en dat altijd gewerkt moet worden aan een thuisplaatsing. De gecertificeerde instelling heeft dit nagelaten en de moeder heeft dan ook nooit een echte kans gehad om te laten zien dat zij de zorg voor [minderjarige 1] aan kan. De moeder zorgt nu ook weer voor [minderjarige 2] en dat gaat heel goed. De moeder krijgt daarbij intensieve begeleiding vanuit Youth Turn. De begeleiding is positief over de moeder en kan met de moeder ook praten over moeilijke onderwerpen zoals de loyaliteit van [minderjarige 1] . De moeder meent dat de begeleiding die wordt ingezet voor [minderjarige 2] ook kan worden ingezet voor [minderjarige 1] en dat zij, net zoals [minderjarige 2] , zich thuis beter zal ontwikkelen. Dan zijn de kinderen ook weer samen en dat vindt de moeder erg belangrijk. De moeder vindt verder dat zij [minderjarige 1] te weinig ziet. Zij hebben twee keer in de maand begeleide omgang in een restaurant. Het is moeilijk om daar spelletjes met [minderjarige 1] te doen. De moeder zou graag zien dat de bezoeken ergens anders plaatsvinden, bij voorkeur bij de moeder thuis. Ook geeft de moeder aan het lastig te vinden om een gesprek met [minderjarige 1] te voeren, omdat zij heeft het gevoel dat zij niks meer mag zeggen of vragen. De moeder krijgt weinig informatie over de schoolgang en ontwikkeling van [minderjarige 1] en ziet zich daarom genoodzaakt [minderjarige 1] daarnaar vraagt. De moeder begrijpt na uitleg van de jeugdbeschermer en de begeleiding van Youth Turn inmiddels dat dit belastend is voor [minderjarige 1] .

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
4.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De moeder krijgt intensieve begeleiding van Youth Turn om haar te ondersteunen in de verzorging en opvoeding van de [minderjarige 2] , die sinds februari 2023 weer bij de moeder woont. Deze begeleiding verloopt goed en de moeder heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt in haar opvoedvaardigheden. De zorg voor zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] zal nu echter een te zware belasting voor de moeder zijn, mede gelet op de dynamiek tussen de kinderen. Daarbij komt dat beide kinderen veel vragen van hun opvoeders. [minderjarige 1] laat complex gedrag zien (boosheid, opstandigheid en stiekem gedrag). Op school wordt ook gezien dat [minderjarige 1] lastig gedrag vertoont, met name rondom de omgangsmomenten met de moeder. Het is op dit moment dan ook niet reëel om te verwachten dat de moeder [minderjarige 1] de zorg kan bieden die zij nodig heeft. [minderjarige 1] verblijft al geruime tijd in een gezinshuis waar wordt aangesloten bij de specifieke opvoedbehoeften van [minderjarige 1] en waar zij de nodige steun en rust krijgt.
4.3.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat de komende tijd gewerkt wordt aan verbetering en zo mogelijk uitbreiding van het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder. De laatste tijd vertoont [minderjarige 1] weerstand tegen de omgang met de moeder en de omgang verloopt moeizaam. De moeder stelt lastige vragen aan [minderjarige 1] waardoor zij van streek raakt. Het lukt de moeder daarbij niet om aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige 1] en ervoor te zorgen dat het omgangsmoment positief wordt vormgegeven. De komende tijd dient de moeder verder ondersteund en begeleid te worden in het contact met [minderjarige 1] , zodat zij stappen kan zetten om de omgang weer fijn te laten verlopen. Daarbij is het belangrijk dat gekeken wordt of de omgang in de thuissituatie van de moeder kan plaatsvinden. De kinderrechter acht dit mede van belang in het licht van het perspectiefonderzoek dat naar verwachting in juli 2024 zal plaatsvinden.
4.4.
Gelet op de specifieke opvoedbehoeften van [minderjarige 1] en de draagkracht van de moeder, acht de kinderrechter een thuisplaatsing op dit moment niet aan de orde. De kinderrechter wijst de verzochte verlenging van de machtiging uithuisplaatsing dan ook toe voor de verzochte duur.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een gezinsgerichte voorziening tot 16 september 2024, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 19 maart 2024
.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.