ECLI:NL:RBDHA:2024:376

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op grond van het Dublin-systeem

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiseres, een Somalische vrouw, tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform het Dublin-systeem. Eiseres heeft medische problemen en stelt dat de opvangomstandigheden in Frankrijk onacceptabel zijn, wat zou leiden tot een schending van haar mensenrechten.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat de omstandigheden in Frankrijk zodanig zijn dat zij bij overdracht een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat de autoriteiten erop mogen vertrouwen dat andere EU-lidstaten zich aan hun verplichtingen houden. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de medische voorzieningen in Frankrijk tekortschieten in vergelijking met die in Nederland.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39010 (beroep) en NL23.39011 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], V-nummer: [v-nummer], eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1997. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres wijst erop dat het voornemen is uitgebracht voordat het claimakkoord tot stand is gekomen. Volgens eiseres is dit onzorgvuldig en leidt dit tot een gebrekkige motivering. Verder voert eiseres aan dat zij medische problemen heeft omdat zij in Somalië op jonge leeftijd in haar oog is gestoken. In Frankrijk kan zij niet de noodzakelijke medische behandeling krijgen. Overdracht aan Frankrijk leidt dan ook tot een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Eiseres stelt dat het zinloos is om zich hierover te beklagen bij de Franse autoriteiten. Als klagen zin had, was de asielopvang in Frankrijk niet zo slecht als nu het geval is, aldus eiseres. Dat het verder in het algemeen ook slecht gesteld is in Frankrijk in het kader van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers blijkt uit de oor eiseres aangehaalde rapporten en uitspraken. Verweerder had dan ook onderzoek moeten doen naar de opvangomstandigheden van Dublinclaimanten in Frankrijk.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het voornemen prematuur was. Het voornemen is een voorbereidingshandeling en er is geen rechtsregel die zich ertegen verzet dat het voornemen wordt uitgebracht voordat het claimakkoord tot stand is gekomen. Bovendien kan verweerder latere ontwikkelingen meenemen in de besluitvorming en het uiteindelijk te nemen besluit. Van onzorgvuldigheid of een motiveringsgebrek is daarom geen sprake.
6. Verder geldt in Dublinzaken het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] of artikel 4 van het Handvest [3] .
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. Verweerder wijst er terecht op dat de hoogste bestuursrechter [4] sinds de publicatie van de door eiseres aangehaalde artikelen meerdere malen geen aanleiding heeft gezien om te oordelen dat verweerder ten aanzien van Frankrijk niet langer uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [5] Verweerder heeft daarom ook geen onderzoek hoeven doen naar de opvangomstandigheden in Frankrijk. Verder heeft verweerder in de medische klachten geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag aan zich te trekken. Niet is gebleken van een zodanige lichamelijke aandoening, dat overdracht aan Frankrijk een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand van eiseres zal opleveren. Hierbij is van belang dat de medische voorzieningen in Frankrijk van vergelijkbare kwaliteit als van die in Nederland worden geacht te zijn. Bij voorkomende problemen betreffende de opvang- of medische voorzieningen in Frankrijk is het aan eiseres om zich te beklagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) autoriteiten. Eiseres heeft weliswaar gesteld, maar niet onderbouwd dat dit in haar geval niet mogelijk zou zijn.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
8. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Europees verdrag voor de rechten van de mens.
3.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
5.Zie de uitspraken van 5 april 2023 (