ECLI:NL:RBDHA:2024:3754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
SGR 24/866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhavingsbesluit Autoriteit Persoonsgegevens

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een besloten vennootschap, afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een aankondiging van de Autoriteit Persoonsgegevens, waarin werd medegedeeld dat een handhavingsbesluit aan klagers zou worden verstrekt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het toezenden van het handhavingsbesluit aan klagers een feitelijke handeling betreft en geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is er geen mogelijkheid tot bezwaar tegen deze handeling. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bezwaar van verzoekster tegen de aankondiging naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard, wat betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst erop dat de procedure openbaar is en dat verzoekster geen concrete feiten heeft aangedragen die de status van de klagers als belanghebbenden in twijfel trekken. De uitspraak benadrukt dat tegen feitelijke handelingen geen bezwaar mogelijk is, en dat de rechtsbescherming van verzoekster voldoende gewaarborgd is door de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het handhavingsbesluit zelf. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/866

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 februari 2024 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster] B.V., uit [vestigingsplaats] , verzoekster
(gemachtigden: mrs. M.G.A. Egeler, S.P. Kloosterboer, A.A.J. Pliego Selie, R.Ö. Warning en G.J. Zwenne),
en

de Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder

(gemachtigde: mrs. W. van Steenbergen en J.M.A. Koster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de brief van 19 januari 2024 waarbij verweerder heeft aangekondigd dat het handhavingsbesluit dat aan verzoekster is opgelegd zal worden verstrekt aan klagers die verweerder hebben verzocht om handhavend op te treden tegen verzoekster.
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd om het onderzoek ter zitting achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. Dit verzoek is afgewezen. De reden hiervoor is dat het onderzoek ter zitting in beginsel openbaar is en dat slechts in uitzonderlijke gevallen van dit uitgangspunt wordt afgeweken. Omdat het handhavingsbesluit in deze spoedprocedure niet aan de orde is en ook niet inhoudelijk zal worden besproken, heeft de voorzieningenrechter geen reden gezien af te wijken van de hoofdregel dat de zitting openbaar is.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mrs. M.G.A. Egeler en A.A.J. Pliego Selie namens verzoekster en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. Bij besluit van 6 december 2023 heeft verweerder besloten bestuurlijke sancties op te leggen aan verzoekster wegens overtreding van de Algemene Verordening gegevensbescherming (AVG). Verweerder heeft verzoekster op 21 december 2023 meegedeeld een afschrift van het handhavingsbesluit aan de klagers te verstrekken. Met die brief heeft verweerder verzoekster in de gelegenheid gesteld aan te geven of het handhavingsbesluit (bedrijfs)vertrouwelijke gegevens bevat die naar haar mening niet aan klagers zouden mogen worden verstrekt. Verzoekster heeft daarop geantwoord dat zij nog geen gebruik maakt van de gelegenheid om aan te geven welke onderdelen van het besluit zij als (bedrijfs)vertrouwelijk aanmerkt. Zij stelt zich op het standpunt dat de procedure over de openbaarmaking van het handhavingsbesluit op grond van de Woo [1] moet worden afgewacht voordat het besluit aan klagers wordt verstrekt. Verweerder heeft in zijn brief van 19 januari 2024 uitgelegd dat hij het handhavingsbesluit aan klagers bekend zal maken omdat hij – kort samengevat – daartoe op grond van zowel de AVG [2] als de Awb [3] wettelijk verplicht is. De toezending van het handhavingsbesluit aan klagers is volgens verweerder een feitelijke handeling. Verzoekster wil niet dat het handhavingsbesluit aan klagers wordt toegezonden.
Wat wil verzoekster met haar verzoek bereiken?
4.1.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de bekendmaking van het handhavingsbesluit aan klagers door toezending van dat besluit wordt geschorst en geschorst blijft, ten minste totdat rechtsmiddelen tegen een eventueel besluit van verweerder over openbaarmaking van het handhavingsbesluit op grond van de Woo door verzoekster zijn uitgeput.
4.2.
Verzoekster stelt dat met de toezending van het handhavingsbesluit aan klagers, dit besluit feitelijk door verweerder al openbaar wordt gemaakt. Verweerder doorkruist met deze handelwijze de procedure tot openbaarmaking op grond van de Woo en dit maakt de daarmee gepaard gaande rechtsbescherming zinloos. Ook stelt zij dat er geen verplichting of wettelijke grondslag is voor toezending van het besluit aan klagers. Verder stelt verzoekster dat daarnaast het handhavingsbesluit naar verwachting in rechte geen stand zal kunnen houden en dat toezending aan klagers haar onevenredige schade zal berokkenen.
Wat vindt verweerder van het verzoek om een voorlopige voorziening?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat toezending van het handhavingsbesluit aan klagers een feitelijke handeling is en geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Er staat volgens verweerder geen bezwaar open tegen de wettelijk voorgeschreven bekendmaking van het handhavingsbesluit aan degenen die om handhaving hebben verzocht. Het bezwaar zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. Verzoekster kan daarom de voorzieningenrechter in een bestuursrechtelijke procedure niet vragen om op grond van artikel 8:81 van de Awb een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van die bekendmaking van het handhavingsbesluit aan de verzoekers. Dit heeft verweerder ook aan verzoekster meegedeeld voordat zij het verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
6.1.
In de Awb [4] is bepaald dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. In beginsel kan alleen tegen een besluit bezwaar worden gemaakt bij het bestuursorgaan en beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. [5]
6.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het toezenden van een afschrift van het handhavingsbesluit aan de twee klagers op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb een feitelijke handeling (ter uitvoering van een bestuursrechtelijke procedure) betreft. Het is niet gericht op een rechtsgevolg, omdat het geen bevoegdheid, recht of verplichting doet ontstaan of teniet doet en het stelt evenmin de juridische status van een persoon of zaak vast. De brief van 19 januari 2024 is dan ook een aankondiging van een feitelijke handeling en geen besluit in de zin van de Awb. De enkele mogelijkheid dat het handhavingsbesluit door toezending van een afschrift daarvan aan de klagers in een breder verband bekend wordt, maakt het karakter van de handeling niet anders. Het toezenden van een afschrift van het besluit op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb staat – anders dan verzoekster meent – niet gelijk aan openbaarmaking in de zin van de Woo. Hierbij is van belang dat openbaarmaking op grond van de Woo geldt voor een ieder, terwijl klagers het besluit toegezonden krijgen in hun hoedanigheid van deelnemer aan een bestuursrechtelijke procedure. Een andere opvatting zou betekenen dat verweerder al als gevolg van de toezending aan klagers gehouden is het besluit in dezelfde vorm te verstrekken aan een ieder die daarom verzoekt.
6.3.
Het voorgaande verandert niet in het geval verweerder de betreffende klagers ten onrechte als belanghebbende zou hebben aangemerkt. Het is in eerste instantie aan verweerder om iemand al dan niet als belanghebbende aan te merken. Als verzoekster meent dat dit ten onrechte is gebeurd, kan zij dit aan de orde stellen in bezwaar tegen het handhavingsbesluit en zo nodig in beroep. Als daarbij vast komt te staan dat een derde ten onrechte als belanghebbende is aangemerkt dan kan dit – onder omstandigheden – leiden tot een onrechtmatigheid in (de totstandkoming van) het handhavingsbesluit en komt mogelijke schade die als gevolg daarvan is geleden voor vergoeding in aanmerking. Hiermee bestaan voldoende waarborgen ter bescherming van de belangen van verzoekster. In deze belangen kan dan ook geen aanleiding worden gevonden de procedure zoals verweerder die op grond van de Awb doorloopt, te doorkruisen. Daargelaten dat door verzoekster geen concrete feiten en omstandigheden zijn gesteld die doen twijfelen aan het standpunt dat de klagers in deze procedure om handhaving hebben verzocht en om die reden belanghebbende zijn bij het handhavingsbesluit, ziet de voorzieningenrechter gelet op het voorgaande geen aanleiding om de standpunten van partijen hierover in het kader van deze voorzieningenprocedure verder te beoordelen.
6.4.
Tegen (een aankondiging van) een feitelijke handeling is geen bezwaar mogelijk. Hieruit volgt dat het bezwaar tegen de brief van 19 januari 2024 naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Verweerder heeft dit ook in zijn verweerschrift aangekondigd. Het bezwaar waaraan het verzoek om voorlopige voorziening is gekoppeld, heeft daarom geen redelijke kans van slagen en er bestaat dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Publicatie

8.1.
Verzoekster heeft verzocht deze uitspraak niet te publiceren op rechtspraak.nl. Als uitgangspunt geldt dat een uitspraak met een jurisprudentievormend karakter altijd wordt gepubliceerd. [6] De voorzieningenrechter acht publicatie van deze uitspraak van belang voor de rechtsontwikkeling en wijst dit verzoek dan ook af.
8.2.
Bij publicatie van de uitspraak zal de geldende anonimiseringsrichtlijn worden toegepast. Volgens de richtlijn worden gegevens van rechtspersonen niet geanonimiseerd, tenzij deze herleidbaar zijn tot een natuurlijk persoon of indien sprake is van een punitieve sanctie. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om van deze richtlijn af te wijken. Daarbij is voorts van belang dat deze procedure en uitspraak niet zien op het handhavingsbesluit zelf, maar uitsluitend op de vraag of het toezenden van het handhavingsbesluit aan de klagers een besluit is in de zin van de Awb. Nu in deze uitspraak om die reden niet is ingegaan op de inhoud van het handhavingsbesluit, bestaat geen reden om de naam van verzoekster niet weer te geven bij publicatie.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Wet open overheid.
2.Artikel 77, tweede lid, van de AVG.
3.Artikel 3:40 en 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:1 in combinatie met artikel 7:1 van de Awb.
6.Zie artikel 5 van het Besluit selectiecriteria uitsprakendatabank rechtspraak.nl 2012.