In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die zowel de Syrische als Russische nationaliteit heeft, diende op 22 augustus 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 23 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. Eiser vreest bij terugkeer naar Rusland vervolgd te worden vanwege zijn politieke overtuiging. Tijdens de zitting op 19 december 2023 werd het beroep behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
De rechtbank constateert dat eiser in Syrië gezocht wordt vanwege zijn oppositie tegen het regime van Assad en dat hij in Rusland waarschuwingen heeft ontvangen van de FSB. Eiser betwist de afwijzing van zijn asielaanvraag en stelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Russische autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd, maar komt tot de conclusie dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland een reëel risico loopt op vervolging.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.