ECLI:NL:RBDHA:2024:3732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL23.19363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met Russische en Syrische nationaliteit en vrees voor vervolging bij terugkeer

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die zowel de Syrische als Russische nationaliteit heeft, diende op 22 augustus 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 23 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. Eiser vreest bij terugkeer naar Rusland vervolgd te worden vanwege zijn politieke overtuiging. Tijdens de zitting op 19 december 2023 werd het beroep behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank constateert dat eiser in Syrië gezocht wordt vanwege zijn oppositie tegen het regime van Assad en dat hij in Rusland waarschuwingen heeft ontvangen van de FSB. Eiser betwist de afwijzing van zijn asielaanvraag en stelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Russische autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd, maar komt tot de conclusie dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland een reëel risico loopt op vervolging.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19363

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 22 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 juni 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft zowel de Syrische als Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1976. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend, omdat hij bij terugkeer vreest te worden vervolgd wegens zijn politieke overtuiging.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- eiser wordt in Syrië gezocht omdat hij tegen Assad is;
- eiser vertelde aan vrienden en collega’s dat hij Poetin en Assad niet steunt;
- eiser heeft in 2015 een waarschuwing gekregen van twee medewerkers van de FSB;
- eiser is in 2022 door een vriend geadviseerd om zich niet tegen de Russische invasie van Oekraïne uit te spreken;
- eiser moet de militaire dienst in Rusland vervullen.
Verweerder acht alleen het laatste relevante element niet geloofwaardig, omdat eiser niet de dienstplichtige leeftijd heeft en bovendien een vrijstelling had.
Op grond van de geloofwaardige elementen kan eiser volgens verweerder echter niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag worden aangemerkt. Ook zijn deze elementen onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiseres een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [1] Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij in verhoogde aandacht staat bij de Russische regering, nadat hij zijn mening over het beleid van de Russische regering heeft geuit tijdens het gesprek met de FSB. Volgens het landenbeleid is de situatie van degenen die zich doen gelden als tegenstander van de Russische regering verslechterd. Verder gaat het volgens eiser niet om het feit of hij opposant is, maar of hij zo zal worden gezien door de Russische autoriteiten. Gelet op het feit dat eiser ook de Syrische nationaliteit heeft, kan hem onder de nieuwe wetgeving ten aanzien van ‘foreign agents’ al reden zijn voor verdenking.
Eiser wijst verder op het ambtsbericht van 2023 waarin het begrip politiek actief breed wordt uitgelegd. Nu er weinig informatie beschikbaar is over de problemen bij terugkeer had dit in het voordeel van eiser moeten uitvallen. Eiser is meerdere keren uitgebreid ondervraagd over zijn in en uitreizen en ook zijn er problemen geweest bij uitgifte van zijn binnenlands paspoort na het gesprek met de FSB. Verder voert eiser aan dat hij in Dubai de negatieve aandacht op zich heeft gevestigd en dat hij daarom is gewaarschuwd door [naam] . Dat hij zijn opmerkingen niet in het openbaar heeft gedaan maakt niet dat hij niet bekend is geraakt bij de Russische autoriteiten. Bovendien is het onmogelijk om te onderbouwen dat [naam] voor de FSB werkt nu het een veiligheidsdienst is en het niet mogelijk is daar bewijs van te leveren. Tot slot kan eiser bij eventuele terugkeer naar Rusland niet aantonen dat hij ergens legaal verblijf heeft gehad waardoor het voor de hand zou liggen dat hij asiel heeft aangevraagd. Gelet hierop, zijn dubbele nationaliteit en zijn politieke overtuiging maakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank merkt op dat ten aanzien van het relevante element dat eiser de militaire dienst in Rusland moet vervullen geen beroepsgronden zijn ingediend. Alleen de geloofwaardige elementen staan in dit beroep ter discussie.
Toetsingskader
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit heeft beoordeeld of eisers politieke overtuiging fundamenteel van aard is. Verweerder heeft ter zitting vermeld dat dit ten onrechte is gedaan. Daarom is tussen partijen niet meer in geschil dat verweerder, gelet op het arrest van het Hof van 21 september 2023 [2] , een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd in het besluit. Deze beroepsgrond van eiser slaagt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [3]
Gegronde vrees voor vervolging
7. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank een oordeel geven over de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt op grond van zijn politieke overtuiging een reëel risico te lopen op vervolging. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
8.1
Uit het informatiebericht 2023/77 volgt dat dat bij de beoordeling van de vrees rekening dient te worden gehouden met de sterkte van de gestelde politieke overtuiging en de activiteiten die de vreemdeling eventueel al verricht heeft om die overtuiging te uiten.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Russische autoriteiten of zal komen te staan en hierdoor een gegronde vrees heeft om daadwerkelijk te worden vervolgd bij terugkeer in zijn land van herkomst. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser alleen in besloten kring heeft verteld dat hij tegen Poetin is. Daarnaast heeft eiser geen politieke activiteiten verricht en zijn politieke mening nooit openlijk geuit. Ook in Dubai waar eiser zes jaar heeft gewoond heeft hij zich niet openlijk geuit. Het betoog van eiser dat hij zich niet durfde uit te laten behalve in een kleine kring en de verwijzing naar het rapport van Freedom House over de VAE waarin een voorbeeld is opgenomen van iemand die zich negatief heeft uitgelaten over een onderwerp dat geen verband houdt met de VAE en daarvoor is veroordeeld, wat daar ook van zij, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij dacht dat hij in Dubai wel zijn mening kan uiten. [4] Evenmin blijkt uit het gesprek met [naam] dat hij in de VAE in de negatieve aandacht van de autoriteiten daar staat. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat [naam] met de FSB samenwerkt. Dat het onmogelijk zou zijn om bewijs hiervan te leveren, volgt de rechtbank niet. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat de stelling van eiser dat de Russische autoriteiten op de hoogte zouden zijn van de politieke mening van eiser, omdat eiser zijn mening over het beleid van de Russische regering heeft geuit tijdens een gesprek met de FSB in 2015, niet maakt dat eiser in negatieve belangstelling staat bij de Russische autoriteiten. Eiser heeft alleen een waarschuwing gehad om niet zijn mening te verspreiden. Sindsdien heeft eiser niets meer van de FSB vernomen of problemen ondervonden met de autoriteiten. Dit blijkt des temeer uit het feit dat eiser in 2016 en 2017 Rusland in en uit kon reizen op legale wijze en zonder problemen. Dat hij hierbij is ondervraagd maakt niet dat eiser daadwerkelijk wordt gezocht door de autoriteiten. De stelling van eiser dat het landenbeleid is aangepast, maakt het voorgaande niet anders nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de belangstelling staat. Ook valt niet in te zien waarom eiser als ‘foreign agent’ zal worden aangemerkt nu eiser geen politieke activiteiten heeft verricht.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid overwogen dat de sterkte van de gestelde politieke overtuiging en de activiteiten die eiser heeft verricht onvoldoende zijn voor een gegronde vrees voor vervolging.
Reëel risico op ernstige schade
9. De enkele stelling van eiser dat hij bij terugkeer naar Rusland niet kan aantonen dat hij ergens legaal verblijf heeft gehad en de conclusie van de Russische autoriteiten zal zijn dat hij in Nederland asiel heeft aangevraagd is gebaseerd op een aanname.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [5]

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op dat wat onder 6 is overwogen is het beroep gegrond. Maar gelet op de overwegingen onder 8 tot en met 10 komt de rechtbank tot de conclusie dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten.
12. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van € 875,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.ECLI:EU:C:2023:688.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Nader gehoor, p. 5.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.