ECLI:NL:RBDHA:2024:3602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Algerijnse eiser met betrekking tot geloofwaardigheid en politieke activiteiten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1991, heeft op 22 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 11 januari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft verklaard dat hij onder druk is gezet door de familie van zijn ex-partner en dat hij bedreigd is door haar broer. Ondanks dat de staatssecretaris sommige verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte, heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de politieke activiteiten van eiser en de gevolgen daarvan bij terugkeer naar Algerije. Eiser heeft deelgenomen aan demonstraties tegen het regime en vreest voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging en Berberse etniciteit.

De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1207
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. D. Gokcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
2. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Hij heeft op 22 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 11 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1. Zaak NL24.1208.
Het asielrelaas
6. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2018 onder druk is gezet door de familie van zijn ex-partner ( [ex-partner] ) om met haar te trouwen. [ex-partner] 's broer, [A] , heeft eiser mishandeld en bedreigd op 17 november 2018. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan, maar [A] is niet vervolgd. In december 2018 is eiser vanwege de bedreigingen met [ex-partner] getrouwd. Eiser is in 2021 een periode bij [ex-partner] weggegaan. Hij is na bedreigingen weer teruggekeerd naar [ex-partner] . In 2022 heeft hij de relatie definitief verbroken. Eiser en zijn familie zijn daarna bedreigd door [A] . [A] is militair en heeft veel invloed. Eiser kan daarom geen effectieve bescherming krijgen van de Algerijnse autoriteiten. Na de definitieve verbreking van de relatie in februari 2022 heeft eiser geen hulp meer gezocht bij die autoriteiten. Verder heeft eiser deelgenomen aan demonstraties tegen het regime. In 2019 is hij opgepakt en heeft hij 19 dagen vastgezeten. Bij terugkeer naar Algerije vreest eiser niet voor verdere problemen in verband met zijn deelname aan deze demonstraties, maar eiser geeft aan dat hij nog steeds politiek actief is, tegen het regime is, en zijn politieke activiteiten bij terugkeer naar Algerije zal voortzetten. Hij vreest dat hij dan opnieuw in de negatieve belangstelling komt te staan van de Algerijnse autoriteiten. Tot slot heeft eiser in Algerije discriminatie ondervonden omdat hij Berbers is. Men heeft racistische opmerkingen gemaakt. Bij terugkeer vreest eiser voor vervolging of moord door de familie van [ex-partner] , problemen met de autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging en voor discriminatie omdat hij Berbers is.

Het bestreden besluit

7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met de ex-partner en haar broer;
- deelname aan demonstraties en aanhouding in 2019;
- discriminatie vanwege Berberse etniciteit.
8. De staatssecretaris heeft in het besluit de identiteit, nationaliteit en herkomst aangehouden zoals eiser bij de aanvraag heeft opgegeven. Ten aanzien van de problemen met de ex-partner en haar broer heeft de staatssecretaris de verklaringen ongeloofwaardig geacht. De verklaringen over de deelname aan demonstraties en de aanhouding in 2019, en de discriminatie vanwege de Berberse etniciteit heeft de staatssecretaris geloofwaardig geacht. Hiervan heeft de staatssecretaris echter gesteld dat deze geloofwaardigheid niet leidt tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Met betrekking tot de persoonsgegevens van eiser heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat eiser bij een eerdere controle van de politie in het openbaar vervoer andere persoonsgegevens heeft opgegeven dan bij zijn aanvraag. Omdat eiser de Minister heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit heeft de staatssecretaris de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.

Het oordeel van de rechtbank

Opmerkingen vooraf
9. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser al 1,5 jaar in Europa (Zwitserland, Frankrijk en België) verbleef zonder dat hij een asielaanvraag had ingediend. Ook heeft de staatssecretaris geconstateerd dat eiser andere persoonsgegevens heeft opgegeven bij de politie op 6 december 2023. Volgens de staatssecretaris hebben deze constateringen op
voorhand afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas omdat één en ander niet rijmt met de gestelde behoefte aan internationale bescherming en eiser met het opgeven van andere persoonsgegevens de Nederlandse autoriteiten bewust heeft misleid.
10. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat op voorhand afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Met betrekking tot het standpunt dat eiser al 1,5 jaar in Europa verbleef, stelt eiser dat deze reisbeweging binnen Europa niet kan worden geïnterpreteerd als ontkenning van de behoefte aan internationale bescherming. Eiser moest voor deze asielaanvraag een complexe afweging maken van persoonlijke omstandigheden. Daarnaast stelt eiser dat het indienen van een asielaanvraag een zorgvuldig proces is. Dit proces is vertraagd door het verzamelen van gedetailleerde informatie over de asielprocedure, het zoeken van juridisch advies en het overwegen van de meest geschikte locatie voor het indienen van een aanvraag. Nu de staatssecretaris dit niet heeft meegewogen, leidt dit tot een onzorgvuldig besluit. Ten aanzien van de verkeerde persoonsgegevens stelt eiser dat het opgeven van andere persoonsgegevens te maken heeft gehad met enerzijds miscommunicatie vanwege de taalbarrière. Anderzijds stelt eiser dat hij andere persoonsgegevens heeft opgegeven omdat hij bang was dat hij door de Nederlandse autoriteiten zou worden teruggestuurd naar Algerije. Dat de staatssecretaris dit niet heeft meegenomen in de beoordeling leidt tot een motiveringsgebrek.
10. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het opgeven van verkeerde persoonsgegevens en de late asielaanvraag op voorhand afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. De staatssecretaris heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat de verklaringen die eiser heeft gegeven voor het wachten met indienen van zijn asielaanvraag, onlogisch en onvoldoende onderbouwd zijn en dat de informatie die eiser – beweerdelijk – wilde verzamelen nog steeds niet is overgelegd. De staatssecretaris heeft verder mogen beslissen dat het niet aannemelijk is dat eiser verkeerde persoonsgegevens heeft verstrekt vanwege communicatie- en/of taalproblemen. De staatssecretaris heeft daarom mogen stellen dat eiser de Nederlandse autoriteiten bewust heeft misleid.

Problemen met ex-partner en haar broer

12. Eiser heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat zijn verklaringen op dit punt ongeloofwaardig zijn. Eisers beslissing om te trouwen kwam na een acute bedreiging en was een snelle beslissing. Dit was volgens eiser noodzakelijk om verdere escalatie te voorkomen. Het bezoek aan de politie en het vragen naar een officier van justitie na het huwelijk was niet indicatief voor onopgeloste problemen, maar eerder een proactieve stap om op de hoogte te blijven van de juridische stappen tegen zijn zwager. Eiser streefde hierbij naar gerechtigheid en zekerheid. Eiser is daarnaast van mening dat hij geen aannames heeft gedaan over de betrokkenheid van zijn zwager toen hij werd aangehouden door de politie. Dit heeft hij namelijk onderbouwd doordat de politie een bepaald dialect sprak van de regio waar zijn zwager ook vandaan kwam. Verder voert eiser aan dat de staatssecretaris hem het voordeel van de twijfel had moeten geven omdat hij zou voldoen aan de vereisten van artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn en artikel 35, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen. Het feit dat hij geen bewijsmateriaal heeft overgelegd, betekent volgens eiser niet automatisch dat de verklaringen ongeloofwaardig zijn. Het gebrek aan bewijsmateriaal is te wijten aan zijn gebrek aan middelen en zijn onbekendheid met de procedures. Het verzamelen van bewijzen duurde volgens eiser langer dan gedacht. Eiser bezit deze documenten, maar de
staatssecretaris heeft dit niet expliciet opgevraagd en had dit wel moeten aangeven. Dit is onzorgvuldig.
13. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris eisers asielrelaas op dit punt ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiser over het begin van de relatie, de aanval door de broer van zijn ex-partner in november 2018 en het trouwen in december 2018 vaag mogen vinden. Daarbij heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat het onwaarschijnlijk is dat eiser in november 2018 met een mes zou zijn aangevallen en in december 2018 vervolgens met zijn ex-partner zou zijn getrouwd. De verklaringen van eiser dat hij dit deed om een verdere escalatie te voorkomen, heeft de staatssecretaris onvoldoende overtuigend mogen vinden. Eiser heeft met alleen dit standpunt onvoldoende onderbouwd waarom hij alsnog met zijn ex-partner is getrouwd.
14. Ook de verklaringen van eiser over de problemen die hij zou hebben sinds hij de relatie met zijn ex-partner heeft verbroken, heeft de staatssecretaris vaag mogen vinden. De staatssecretaris heeft zich daarbij op het standpunt mogen stellen dat de verklaring van eiser, dat hij werd lastiggevallen door politie omdat zijn zwager bij de politie werkte, berust op aannames en onlogisch is. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij in 2021 ook tweemaal is aangehouden door de politie. Op dat moment was hij nog samen met zijn ex-partner en waren er geen problemen. De staatssecretaris heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn latere aanhouding “voorgekookt” was door zijn zwager, aangezien hij al eerder door de politie was aangehouden. Dat de politieagenten een dialect spraken zoals gebruikelijk in de regio waar zijn zwager vandaan kwam, is ook onvoldoende om aan te nemen dat zij door hem zouden zijn gestuurd.
15. Tot slot heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser heeft verklaard dat hij documenten zou hebben om zijn asielrelaas te onderbouwen, maar dat deze tot dusverre niet zijn overgelegd. De staatssecretaris heeft mogen overwegen dat van eiser verwacht mag worden dat hij de documenten zou
overleggen. Het standpunt van eiser dat enkel het ontbreken van bewijs onvoldoende is om een element van het asielrelaas ongeloofwaardig te achten volgt de rechtbank, maar in dit geval is het ontbreken van bewijs niet de enige reden dat de staatssecretaris dit element van het asielrelaas ongeloofwaardig heeft bevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Discriminatie vanwege Berberse etniciteit
16. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat de discriminatie vanwege zijn Berberse etniciteit niet leidt tot een vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. De staatssecretaris heeft ten onrechte de psychische en sociale beperkingen die eiser ervaart niet betrokken in zijn besluitvorming. Ook deze vormen van beperkingen kunnen ertoe leiden dat eiser in Algerije op maatschappelijk en sociaal gebied niet kan functioneren. Eiser voert verder aan dat op grond van artikel 70 van het UNHCR Handboek in zijn specifieke geval sprake is van bijzondere omstandigheden die invloed hebben op zijn vrees voor vervolging.
17. Op grond van artikel C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) merkt de staatssecretaris discriminatie aan als daad van vervolging indien de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Ook verleent de staatssecretaris een verblijfsvergunning indien de vreemdeling wordt uitgesloten van medische zorg. Naar het
oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte beslist dat in eisers geval niet aan deze vereisten is voldaan. Eiser heeft in Algerije – ondanks de discriminatie – een baan gehad en ook een studie gevolgd. De staatssecretaris heeft daarom mogen vinden dat uit de verklaringen van eiser niet is gebleken dat hij vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. De staatssecretaris heeft ook mogen vinden dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij uitgesloten is van medische zorg. De beroepsgrond slaagt niet.
Deelname aan demonstraties en aanhouding in 2019
18. Ten aanzien van zijn deelname aan demonstraties en de aanhouding in 2019 heeft eiser tot slot aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte heeft beslist dat eiser op dit moment niet in de negatieve belangstelling staat. De staatssecretaris suggereert ten onrechte dat deelname aan deze demonstraties in 2019 en 2020 niet impliceert dat eiser nu nog politiek actief is. Dit is volgens eiser een onterechte aanname, gelet op het voortdurende risico dat volgt uit politieke activiteiten . De waakzaamheid van de autoriteiten kan hierbij fluctueren en in de toekomst kan er iets veranderen waardoor eiser wel in de negatieve belangstelling van de Algerijnse autoriteiten kan komen te staan. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet meer politiek actief is. Het ontbreken van een arrestatie betekent niet dat eiser niet politiek actief is. Ook de verwachting van de staatssecretaris dat eiser nadat hij uit Algerije was gevlucht in het buitenland verder zou demonstreren, is onterecht.
19. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op dit moment vanwege zijn politieke activiteiten in de negatieve belangstelling staat van de Algerijnse autoriteiten. De staatssecretaris heeft er hierbij op mogen wijzen dat eiser op dit moment niet politiek actief is, dat hij na 2019 nog drie jaar ongestoord in Algerije gewoond heeft en zelf heeft aangegeven niet te verwachten op dit moment te worden gearresteerd. Het standpunt van eiser dat van hem niet mag worden verwacht dat hij in het buitenland verder demonstreert klopt, maar de staatssecretaris heeft dit wel relevant mogen vinden bij zijn beoordeling of eiser op dit moment politiek actief is.
20. De rechtbank overweegt verder dat eiser in het nader gehoor twee keer heeft verklaard dat hij bij terugkeer naar Algerije door zou gaan met zijn politieke activiteiten en met het feit dat hij tegen het regime is.2 Op 17 januari 2024 heeft de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken3 een uitspraak gedaan met betrekking tot de politieke overtuiging.4 Uit deze uitspraak volgt dat bij de beoordeling van de zwaarwegendheid moet worden betrokken welke door de gestelde politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten de vreemdeling bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij of zij anderszins zijn of haar opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris eisers stellingen op dit punt niet kenbaar betrokken bij het bestreden besluit. Het bestreden besluit bevat in dat opzicht een motiveringsgebrek.
2 Verslag nader gehoor, p. 20.
3 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of een tussenuitspraak te doen. De rechtbank overweegt daartoe dat mogelijk nog nader onderzoek nodig is voordat een nieuw besluit kan worden genomen en dat niet te voorzien is hoeveel tijd dit zal kosten.
22. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen op eisers aanvraag en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
23. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 11 januari 2024;
  • draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.