In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1991, heeft op 22 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 11 januari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft verklaard dat hij onder druk is gezet door de familie van zijn ex-partner en dat hij bedreigd is door haar broer. Ondanks dat de staatssecretaris sommige verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte, heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de politieke activiteiten van eiser en de gevolgen daarvan bij terugkeer naar Algerije. Eiser heeft deelgenomen aan demonstraties tegen het regime en vreest voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging en Berberse etniciteit.
De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 februari 2024.