ECLI:NL:RBDHA:2024:3594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen intrekking van een nareisaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoekster tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had een nareisaanvraag ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist. Op 14 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft ingestemd met de vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster is tegemoetgekomen door verweerder, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier A.W. van Eerden en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.