ECLI:NL:RBDHA:2024:356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37145 en AWB 23/13855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot plaatsing in Handhaving- en Toezichtlocatie na agressief gedrag tegen COA-personeel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 januari 2024, zijn de beroepen van eiser tegen twee besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) behandeld. Eiser, een Syrische asielzoeker, was op 30 oktober 2023 geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, na een incident op 28 oktober 2023 waarbij hij zich agressief gedroeg tegenover COA-personeel. Eiser had meerdere keren eerder incidenten veroorzaakt, wat leidde tot de beslissing om hem in de HTL te plaatsen. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van het COA goed gemotiveerd waren en dat er geen contra-indicaties waren voor de plaatsing. Eiser voerde aan dat hij niet de agressor was en dat zijn persoonlijke omstandigheden niet in aanmerking waren genomen, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat de besluiten van het COA rechtmatig waren en verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak benadrukt de ernst van agressief gedrag in opvangsituaties en de noodzaak van veiligheid voor personeel en andere bewoners.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.37145 en AWB 23/13855

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum]
van Syrische nationaliteit
v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 30 oktober 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld en gronden ingediend. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/13855. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.37145.
Verweerder 1 heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beide zaken op 12 januari 2024 gevoegd op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Tevens is een tolk verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. De rechtbank beslist in deze uitspraak in de beide zaken.

Overwegingen

1. Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 30 oktober 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Verweerder 1 heeft geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. Zo heeft op 28 oktober 2023 een incident plaatsgevonden waarbij eiser zowel verbaal als fysiek agressief was jegens meerdere medewerkers van het COa. Eiser heeft een medewerker met gebalde vuisten in het gezicht geslagen. Ook heeft eiser bedreigingen geuit en COA medewerkers zonder toestemming gefilmd.
2. Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om met ingang van 30 oktober 2023 te verblijven in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. Verweerder 2 heeft in de door eiser aangevoerde bijzondere omstandigheden geen aanleiding gezien om van het opleggen van de maatregel af te zien.
3. Eiser voert aan dat de bestreden besluiten ten onrechte zijn genomen en dat deze te zwaarwegend zijn. Eiser stelt dat hij niet degene is die het brandalarm in de kamer heeft laten afgaan, maar dat hij hier wel op werd aangesproken door een COa-medewerker. Toen is een discussie ontstaan, waarbij eiser is mishandeld. Eiser is op zijn neus geslagen en heeft diverse blauwe plekken opgelopen. Eiser heeft hiervan foto’s ingebracht. Eiser stelt dat de toedracht van hetgeen zich op 28 oktober 2023 heeft afgespeeld niet te herleiden is uit het dossier. Hij heeft nooit de intentie gehad om zich daadwerkelijk agressief op te stellen. Voorts is geen rekening gehouden met eisers persoonlijke belangen en het feit dat hij werk had in [plaats] .
4. Verweerder 1 stelt zich op het standpunt dat het plaatsingsbesluit op goede gronden is opgelegd. Het incident heeft een zeer grote impact gehad op het COA personeel en andere aanwezigen. Het was een zeer onveilige en dreigende situatie voor alle aanwezigen. Eiser is in het verleden bij meerdere incidenten betrokken geweest en heeft zijn gedrag na waarschuwingen en maatregelen niet aangepast. De veiligheid op de reguliere locatie kan met de aanwezigheid van eiser niet worden gewaarborgd.
5. Eisers beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser op de HTL en overweegt daartoe het volgende.
5.1.
Uit de verslaglegging van het COa volgt dat eiser zich op 28 oktober 2023 omstreeks 13:30 uur verbaal en fysiek agressief heeft getoond tegenover het COa-personeel. Eiser lag te slapen toen het brandalarm op de kamer afging. Eiser werd erop aangesproken dat het verboden is om in de kamer te roken, waarna hij het COa-personeel uitschold en bedreigingen uitte. Eiser reageerde boos omdat hij de kamer moest verlaten en begon de situatie te filmen met zijn telefoon. Toen eisers telefoon werd afgenomen, werd hij agressief en gaf hij een COa-medewerker met gebalde vuisten een klap in zijn gezicht. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de verslaglegging van het COa te twijfelen. Eiser stelt dat hij degene is geweest die agressief is bejegend en van een COa-medewerker klappen heeft gehad waardoor hij fysieke beschadigingen heeft opgelopen. Van de gestelde beschadigen heeft eiser een aantal foto’s overgelegd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat op de foto’s weinig te zien is en dat evenmin een causaal verband kan worden vastgesteld tussen de gestelde fysieke beschadigingen en het incident dat op 28 oktober 2023 heeft plaatsgevonden. Voorts heeft eiser desgevraagd ter zitting bevestigd dat op de door hem gemaakte videobeelden niet te zien is dat hij zelf door een COa-medewerker zou zijn geslagen. Eisers stelling dat dit op film te zien zou zijn, heeft eiser derhalve ter zitting zelf weer ontkend. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om de videobeelden te bekijken.
5.2.
Naar oordeel van de rechtbank heeft verweerder het incident van 28 oktober 2023 terecht aangemerkt als een gedraging met een zeer grote impact, nu sprake is van agressie en geweld tegen COa-personeel. Dat eiser achteraf heeft aangegeven dat het nooit zijn intentie is geweest om zich daadwerkelijk agressief op te stellen, doet niet af aan de ernst en de impact hiervan. Uit het dossier volgt verder dat eiser driemaal eerder incidenten heeft veroorzaakt waarbij verbale en fysieke agressie is gebruikt, namelijk op 1 augustus 2023, 22 augustus 2023 en 5 september 2023. Verweerder heeft voor de eerdere incidenten minder vergaande maatregelen opgelegd, maar die brachten eiser niet tot aanpassing van zijn gedrag.
5.3.
De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van contra-indicaties. Niet is gebleken dat de medische voorzieningen in de HTL tekortschieten. Voorts betekenen de omstandigheden dat eiser statushouder is en een baan heeft, evenmin dat eiser gezien alle omstandigheden niet in de HTL kan worden geplaatst.
5.4.
De rechtbank volgt eiser tot slot niet in zijn standpunt dat de overplaatsing naar de HTL te lang heeft geduurd, nu het incident op 28 oktober 2023 heeft plaatsgevonden en het besluit om eiser in de HTL te plaatsen al op 30 oktober 2023 is genomen.
6. De rechtbank ziet tot slot geen omstandigheden voor het oordeel dat bestreden besluit 2 onrechtmatig zou zijn. Eiser heeft zijn betoog dat hij in de HTL geen arts kon bezoeken, niet onderbouwd, zodat dit betoog al daarom niet slaagt.
7. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.