ECLI:NL:RBDHA:2024:3554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van eiser in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft geen asiel aangevraagd in Spanje, wat door de staatssecretaris is vermeld in het terugnameverzoek aan Duitsland. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat de Duitse autoriteiten onvolledig zijn geïnformeerd over zijn asielaanvraag. De Eurodac-treffers bevestigen dat eiser alleen in Duitsland asiel heeft aangevraagd, wat de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de aanvraag bevestigt.

De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Aangezien Duitsland de verantwoordelijkheid voor de aanvraag heeft aanvaard, is er geen sprake van een motiveringsgebrek in het besluit van de staatssecretaris.

Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier D.G. van den Berg, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1708

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij de Bondsrepubliek Duitsland een verzoek om terugname gedaan. De Bondsrepubliek Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Herhaling en inlassing zienswijze
5. De rechtbank overweegt dat de algemene opmerking van eiser in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De staatssecretaris is in het besluit ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de staatssecretaris daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is niet bespreken.
Is het claimakkoord op basis van onvolledige informatie tot stand gekomen?
6. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte bij de Duitse autoriteiten heeft aangegeven dat eiser in Spanje geen asielaanvraag heeft gedaan. Immers, er heeft volgens Eurodac wel een ‘apprehension/application’ plaatsgevonden. De Duitse autoriteiten zijn dan ook onvolledig geïnformeerd. Volgens eiser is de besluitvormingsprocedure niet duidelijk genoeg en niet voldoende gemotiveerd.
6.1.
De rechtbank overweegt ten eerste dat eiser niet betwist dat Duitsland het land is dat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Daarnaast volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat de Duitse autoriteiten onvolledig zijn geïnformeerd. Eiser heeft zelf verklaard geen asiel te hebben aangevraagd in Spanje, wat de staatssecretaris ook op het terugnameverzoek aan Duitsland heeft vermeld. Eiser heeft daarnaast niet gemotiveerd wat de relevantie van de gestelde ‘apprehension’ is voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. Verder heeft de staatssecretaris ter zitting toegelicht dat ook uit de Eurodac-treffers volgt dat eiser wel in Duitsland maar niet in Spanje asiel heeft aangevraagd: indien een vreemdeling asiel aanvraagt begint de code zichtbaar in Eurodac met een 1. Van de respectievelijke codes ([eurodacnummer] en [eurodacnummer]) begint enkel de Duitse code met een 1, hetgeen betekent dat eiser alleen in Duitsland asiel heeft aangevraagd. De Duitse autoriteiten hebben op basis van deze informatie de verantwoordelijkheid voor het asielverzoek van eiser geaccepteerd. Gezien het voorgaande is er geen sprake van onthouding van relevante informatie.
Is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd?
7. Eiser stelt voorts dat in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op hetgeen gesteld in de zienswijze, namelijk dat niet afdoende duidelijk is waarom geen claim is gelegd bij Spanje. De rechtbank leest het beroepschrift zo dat eiser vindt dat er op dit punt sprake is van een motiveringsgebrek.
7.1.
De rechtbank is – onder verwijzing naar r.o. 6.1. – van oordeel dat de staatssecretaris afdoende heeft gemotiveerd waarom de claim bij Duitsland is neergelegd. Nu gemotiveerd is waarom wél voor Duitsland is gekozen - en nu niet betwist wordt dat Duitsland het verantwoordelijke land is - heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat niet gemotiveerd hoeft te worden waarom er geen claim bij Spanje is neergelegd. Er is geen motiveringsgebrek.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.