Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder
Vereniging van Eigenaren van Het Vlietparkuit Leiden (derde-partij)
Inleiding
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
Waarover gaat deze zaak en wat is er gebeurd?
23 maart 2020 verrichte controle heeft de toezichthouder vastgesteld dat er geen start is gemaakt met de bouw van recreatiewoningen op het perceel.
Bij besluit van 27 maart 2020 heeft verweerder eiser gelast om niet te bouwen op het perceel, tenzij dit met een omgevingsvergunning wordt toegestaan. In dit besluit staat dat eiser bij nalatigheid een dwangsom van € 100.000,- ineens verbeurt.
18 mei 2020 bevestigt [eiser] dat [naam 2] een zakelijk contact van hem is. Ook heeft [eiser] aangegeven dat een bedrijf voor hem onderzoekt of het perceel kan worden ontwikkeld.
- Er is geen sprake van een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat er een overtreding wordt gepleegd.
- De preventieve last is niet evenredig en te verstrekkend.
- Verweerder is onzorgvuldig, vooringenomen en willekeurig te werk gegaan.
Is sprake van een “aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid”?
"Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt."
Daartoe is allereerst van belang dat zowel bij het toezicht op 23 maart 2020 als op
11 mei 2020 is geconstateerd dat er geen start is gemaakt met bouwwerkzaamheden. Verweerder heeft te kennen gegeven dat ook nadien niet is gebleken van een start met (voorbereidende) bouwwerkzaamheden. Aan de advertentie op Marktplaats komt naar het oordeel van de rechtbank niet de betekenis toe die verweerder daaraan toekent. Verweerder stelt terecht dat deze advertentie onjuiste informatie bevat en dat deze veel vragen oproept. Ook op zitting is de rechtbank, ondanks doorvragen hierover, onduidelijk gebleven wat de precieze verhouding tussen eiser en [naam 2] was en hoe hun contacten en/of afspraken eruitzagen. Verweerder geeft echter toe dat niet vaststaat dat de advertentie door of in opdracht van eiser is geplaatst. In het licht hiervan geeft de advertentie onvoldoende reden voor het oordeel dat het gevaar bestaat dat eiser met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een overtreding zal plegen op het perceel (door vakantiebungalows te bouwen zonder dat hij daarvoor een vergunning heeft). De verklaringen die aan eiser worden toegeschreven geven geen reden voor een ander oordeel. Los nog van de discussie tussen partijen over wat er is gezegd en bedoeld, maken uitlatingen van eiser over wat hij op zijn perceel zou kunnen of willen doen, nog niet dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat hij zich niet aan de ter plekke geldende regelgeving zal houden. Hetzelfde geldt voor de – lang geleden – door eiser ingediende zienswijzen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
mr.N. Ciftci-Ibis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.