Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die stelt de Egyptische nationaliteit te bezitten, is op 7 februari 2024 in vreemdelingenbewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding wordt aangemerkt. Tijdens de zitting op 26 februari 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de staatssecretaris vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring van eiser rechtmatig is. De staatssecretaris heeft als grond voor de bewaring aangevoerd dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken, wat door de rechtbank als feitelijk juist en voldoende gemotiveerd is beoordeeld. Eiser had zich op 11 november 2023 met onbekende bestemming uit de opvang verwijderd en had geen melding gemaakt van zijn illegale verblijf. De rechtbank verwierp het argument van eiser dat de lange wachttijden in zijn asielprocedure een rechtvaardiging zouden vormen voor zijn vertrek.
De rechtbank concludeert dat de zware gronden voor de bewaring, zoals het onttrekken aan het toezicht en het niet opvolgen van een terugkeerbesluit, voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser's verzoek om een lichter middel, zoals een meldplicht, werd afgewezen, omdat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er een risico bestond dat eiser zich opnieuw aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de uitzetting van eiser voortvarend ter hand had genomen en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.