ECLI:NL:RBDHA:2024:3536
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaken
Op 11 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.39593 en NL23.39595, waarbij de verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.M. Polman, een voorlopige voorziening vroegen na de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De asielaanvragen waren op 18 december 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekers, die ook namens hun minderjarige kinderen optraden, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak van dezelfde dag, met de zaaknummers NL23.39592 en NL23.39594, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op de beroepen van de verzoekers. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, wat leidde tot de afwijzing van de verzoeken. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, in aanwezigheid van griffier mr. R. de Mul, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.