Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Jankie, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 19 januari 2024 was opgelegd. De Staatssecretaris had de maatregel op 23 januari 2024 opgeheven, maar eiser verzocht om schadevergoeding en betwistte de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 januari 2024, waarbij eiser aanwezig was met een tolk en de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou.
De rechtbank heeft beoordeeld of de maatregel van bewaring rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de maatregel niet rechtsgeldig was omdat er geen vertaling van de maatregel was verstrekt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er een informatiefolder in de Georgische taal was verstrekt, de staatssecretaris niet voldeed aan de vereisten van de Vreemdelingenwet. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de maatregel van bewaring op basis van de gronden in de wet gerechtvaardigd was, omdat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen lichter middel dan bewaring kon worden opgelegd, ondanks de medische en psychische klachten van eiser. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Eiser had geen recht op schadevergoeding, omdat hij in staat was gesteld om rechtsmiddelen in te stellen en er geen sprake was van schending van zijn belangen. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond.