ECLI:NL:RBDHA:2024:3534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
NL24.2437
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Jankie, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 19 januari 2024 was opgelegd. De Staatssecretaris had de maatregel op 23 januari 2024 opgeheven, maar eiser verzocht om schadevergoeding en betwistte de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 januari 2024, waarbij eiser aanwezig was met een tolk en de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou.

De rechtbank heeft beoordeeld of de maatregel van bewaring rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de maatregel niet rechtsgeldig was omdat er geen vertaling van de maatregel was verstrekt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er een informatiefolder in de Georgische taal was verstrekt, de staatssecretaris niet voldeed aan de vereisten van de Vreemdelingenwet. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de maatregel van bewaring op basis van de gronden in de wet gerechtvaardigd was, omdat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen lichter middel dan bewaring kon worden opgelegd, ondanks de medische en psychische klachten van eiser. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Eiser had geen recht op schadevergoeding, omdat hij in staat was gesteld om rechtsmiddelen in te stellen en er geen sprake was van schending van zijn belangen. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.2437
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Jankie), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Inleiding

Op 19 januari 2024 heeft verweerder (de staatssecretaris) eiser in vreemdelingenbewaring (bewaring) gesteld, op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Dit beroep wordt ook aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft op 23 januari 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Djavakhadze. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de bewaring van eiser rechtmatig was.

Beoordeling door de rechtbank

Eiser stelt dat hij de Georgische nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1992.
Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
De uitreiking van de maatregel van bewaring
3. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring niet rechtsgeldig is uitgereikt. Er is alleen maar een informatiefolder uitgereikt met algemene informatie en er heeft geen vertaling van de maatregel bij de uitreiking plaatsgevonden. Dat is in strijd met artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan eiser bij het uitreiken van de maatregel een informatiefolder ‘Waarom u in bewaring bent gesteld’ in de Georgische taal heeft verstrekt. Uit openbare bron1 is de rechtbank bekend dat in deze folder geen melding is gemaakt van de gronden van de maatregel van bewaring en ook niet van de mogelijkheid om consulaire bijstand te vragen. In zoverre heeft de staatssecretaris dus niet voldaan aan het vereiste dat eiser hierover door middel van een schriftelijk stuk, in een taal die hij verstaat, in kennis wordt gesteld. Dit gebrek leidt niet onmiddellijk tot onrechtmatigheid van de opgelegde maatregel, maar tot een belangenafweging. Deze belangenafweging valt in het voordeel van staatssecretaris uit. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5. Tijdens het gehoor voorafgaand aan het opleggen van de maatregel heeft eiser kunnen begrijpen op welke gronden hij in bewaring zou worden gesteld. Hierover is met eiser namelijk gesproken, in het bijzijn van een tolk in de Georgische taal. Tijdens
dat gehoor is eiser ook gewezen op zijn recht om consulaire bijstand te vragen. Eiser heeft toen gezegd dat hij hiervan geen gebruik wenste te maken. Verder heeft eiser bijstand gehad van een advocaat, zijn gemachtigde, die eiser via een piketmelding tijdig is toegewezen.
Zijn gemachtigde heeft vervolgens namens hem beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser in staat is gesteld om
rechtsmiddelen effectief in te stellen tegen de bewaring en dat niet is gebleken dat hij in zijn belangen is geschaad. Hoewel sprake is van een gebrek, heeft eiser geen recht op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank verwijst daarvoor naar rechtsoverweging 10 van de uitspraak van de Afdeling van 15 november 20232. De beroepsgrond slaagt niet.
De grondslag en de gronden van de maatregel van bewaring
6. De rechtbank beoordeelt eerst of de maatregel op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, kon worden opgelegd.
7. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de bewaring noodzakelijk was met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verder bestond er een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en ontweek of belemmerde hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure. De staatssecretaris moet dit motiveren aan de hand van de gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb. De staatssecretaris heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht
1. https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/.
Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
8. De rechtbank is van oordeel dat de zware grond onder 3a feitelijk juist en voldoende gemotiveerd is. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij rechtmatig is ingereisd, omdat hij op grond van de Dublinverordening vanuit Luxemburg is overgedragen. Uit de verklaringen van eiser blijkt namelijk dat hij eerder Nederland is ingereisd zonder geldig reisdocument. Ook de zware grond onder 3b is feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Eiser is op 1 december 2023 met onbekende bestemming uit de opvang vertrokken. Daarmee heeft hij zich onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen.
9. De zware gronden onder 3a en 3b zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Daaruit volgt ook het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
10. Nu de maatregel van bewaring mocht worden opgelegd op de grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, behoeft de andere grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw geen bespreking.
Het lichter middel
11. Eiser voert aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, zoals een meldplicht. Eiser heeft in Luxemburg in vreemdelingenbewaring gezeten van 23 oktober 2023 tot 19 januari 2023. Het is onevenredig bezwarend om de bewaring in Nederland voort te zetten. Eiser stelt ook dat hij medische en psychische klachten heeft. Hij heeft messteken gehad in Georgië en Duitsland en is op [locatie 1] vernederend behandeld. Op [locatie 1] heeft hij onder meer geen medicatie gekregen en is onvoldoende rekening gehouden met zijn psychische problemen. Verder is hij inmiddels bereid om via het IOM terug te keren naar Georgië.
12. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Daarbij komt dat eiser eerder met onbekende bestemming is vertrokken. Wat betreft de behandeling in het detentiecentrum [locatie 1] stelt de rechtbank voorop dat zij niet bevoegd is om daarover te oordelen. Voor zover eiser betoogt dat hij medische en psychische problemen heeft, die ook verband houden met de behandeling op [locatie 1] , overweegt de rechtbank als volgt. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat de gezondheidszorg in het [locatie 2] ( [locatie 2] ) gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij en er ook psychische zorg aanwezig is. Eiser heeft zelf ook bevestigd dat hij in het [locatie 2] goed behandeld wordt. De staatssecretaris hoefde in de gezondheidssituatie van eiser dus geen aanleiding te zien om een lichter middel op te leggen. De staatssecretaris hoefde ook niet te volstaan met een
lichter middel om het enkele feit dat eiser in Luxemburg ook in bewaring heeft gezeten. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
13. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.