Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Turkse nationaliteit te hebben, werd op 16 januari 2024 in vreemdelingenbewaring gesteld op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser was het niet eens met deze maatregel en heeft beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De Staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring op 19 januari 2024 opgeheven, maar de rechtbank moest beoordelen of de bewaring voorafgaand aan de opheffing rechtmatig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet door eiser zijn betwist. De Staatssecretaris had aangegeven dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en dat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht aan Duitsland op basis van de Dublinverordening. Eiser voerde aan dat hij zich aan zijn meldplicht had gehouden en dat er geen significant risico op onttrekking was. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiser niet meewerkte aan de overdracht en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 februari 2024.