ECLI:NL:RBDHA:2024:3525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
09/192859-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing in vereniging met dreigende berichten en intimidatie

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing in vereniging. De verdachte heeft het slachtoffer via Telegram dreigende berichten gestuurd, waarin hij en zijn mededaders de opdracht zouden hebben gekregen om de woning van het slachtoffer te beschieten en een granaat in zijn loods te gooien, tenzij er een betaling van 5000 euro zou plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren bij de woning van het slachtoffer is langsgegaan en ook een afspraak heeft gemaakt bij de Eazie Wok in Den Haag, waar hij dreigende uitlatingen heeft gedaan. De verdachte is op 11 augustus 2023 aangehouden, waarbij twee mobiele telefoons in beslag zijn genomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad heeft geprobeerd het slachtoffer af te persen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/192859-23 en 22/001541-20 (tul)
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Schmit naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 24 juli 2023 tot en met 28 juli 2023 te Nootdorp en/of Den Haag en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een of meer ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffers] te dwingen tot de afgifte van 5000 euro, althans enig geldbedrag, dat aan die [slachtoffers] , althans een ander, toebehoorde
- die [slachtoffers] via Telegram (anoniem) benaderd heeft en/of berichten heeft gestuurd waarin (onder meer) werd aangegeven dat verdachte en/of zijn mededader(s) de opdracht had(den) om voor 5K de woning van die [slachtoffers] te beschieten en/of een granaat in de loods van die [slachtoffers] te gooien en/of dat die [slachtoffers] de kans geboden werd om meer dan 5000 euro, althans “de juiste prijs” te betalen waarna dit achterwege gelaten zou worden en/of de opdrachtgever dan kenbaar zou worden gemaakt (wat een naaste en/of bekende van die [slachtoffers] zou zijn) en/of waarbij werd aangegeven dat er nog geen uitvoering was gegeven aan voornoemde opdracht omdat die [slachtoffers] een vrouw en/of kind zou hebben en/of waarin in de berichten werd aangegeven dat verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) waar verdachte was door zijn tijdelijke verblijfplaats (waar hij onderdook) te benoemen en/of
- bij de Eazie Wok in Den Haag heeft afgesproken met die [slachtoffers] waarbij uitlatingen werden gedaan van soortgelijke dreigende en/of intimiderende aard en/of strekking en/of
- aangebeld heeft bij de woning van die [slachtoffers] en/of zijn vrouw en/of kind waarbij (via de intercom) aan de vrouw van die [slachtoffers] werd gevraagd waar [slachtoffers] was en/of gezegd werd dat verdachte en/of zijn mededader(s) lachgashandela(a)r(en) is/zijn en/of nog geld van die [slachtoffers] krijgen, althans soortgelijke (intimiderende en/of dreigende) uitlatingen en/of
- een of meermalen gebeld heeft naar die [slachtoffers] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [kenmerk] , van de politie eenheid Den Haag met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 133).
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffers] , opgemaakt op 28 juli 2023 (p. 35-37):
Op maandag 24 juli 2023 ontving ik om 11.32 berichten via Telegram van een voor mij onbekend persoon. De naam bij het bericht was [gebruikersnaam] . Hij schreef dat hem 5000 euro was geboden om op mijn huis te schieten en een granaat in mijn loods te gooien. De persoon die mij berichtte via Telegram schreef mij dat zijn opdrachtgever had gelogen over mijn woonsituatie. “Je huis was gecheckt en ik zag dat je met vrouw en
kind woont” Ik begreep direct wat hij hiermee bedoelde en ik werd angstig. Ik woon op de [adres] te Nootdorp met mijn vrouw en driejarige dochter. Deze opdrachtgever zou een persoon zijn die dichtbij me staat. Ik heb aangegeven dat ik wilde weten wie dat was en toen zei hij me dat we voor de juiste prijs konden “meeten”. Dan zou ik horen wie deze opdrachtgever is. Hierop heb ik via Telegram geantwoord dat ik akkoord ging met een afspraak. Ik heb hem gezegd dat hij naar Den Haag kon komen als hij wilde afspreken. Dinsdag 25 juli om 13.39 ontving ik weer een bericht op Telegram van dezelfde persoon, die aangaf dat hij in Den Haag centrum was. Voor ik hierop heb gereageerd heb ik [naam] gebeld om te vragen wat te doen. Hij gaf aan dat hij me op zou halen om de ontmoeting te realiseren. Ik heb aan [gebruikersnaam] gevraagd waar ik hem aan kon herkennen en waar we zouden afspreken. Hij gaf aan dat we bij de Eazie Wok zouden afspreken, gevestigd aan de Gedempte Gracht te Den Haag. [naam] liep langs de Eazie Wok, dit was om 14.19, en passeerde daarbij hij twee mannen. Deze twee mannen liepen hierop direct naar mij toe. Ik zag dit heel bewust gebeuren dus ik wist toen gelijk dat het een van de mannen betrof waar ik mee had afgesproken. De oudste van de twee voerde het gesprek en antwoordde dat hij wist waar ik woon. Ook omschreef hij mijn woning dat gelegen is in een hofje, ook zei hij dat hij mijn loods had gecheckt. Ik schrok hiervan en dacht dat het nu wel menens was. Hij gaf mij aan dat als ik meer zou betalen, hiermee bedoelde hij meer dan de 5000 euro, dat ze de opdrachtgever zouden onthullen en een filmpje van deze persoon zouden tonen. Ergens in het gesprek gaf de donkere jongen aan dat hij tien jaar had vast gezeten. Donderdag 27 juli om 16:17 uur stond [gebruikersnaam] voor mijn deur aan de [adres] in Pijnacker. Dit was dus dezelfde persoon waar ik dinsdagmiddag een afspraak mee had bij de Eazie Wok in Den Haag. Mijn vrouw heeft met hem via de deurbelcamera gesproken en hij vertelde aan haar dat hij [naam] heette en een lachgasleverancier was. Hij vertelde dat ik hem nog geld schuldig was en dat ik hem elke avond betaalde maar dat ik dat nu nog niet had gedaan. Ik heb toen besloten om bij mijn moeder te gaan slapen in de [adres] in Den Haag. Ik stond onder de douche en mijn vrouw kwam naar boven gerend en vertelde mij dat ze weer voor mijn woning aan de [adres] in Pijnacker stonden. Dit was ook op donderdag maar dan omstreeks 21:02 uur. Ik zag dat [gebruikersnaam] nu samen was met een andere jongen. Op de camerabeelden zag ik hem met zijn telefoon en om 21:03 uur ontving ik een bericht via Telegram van hem met de vraag waar ik was. Vlak daarna belde hij me, maar ik heb niet opgenomen. Hij zei in een bericht dat ik biggie deed met die Anti. Op 28-07-2023 om 00:05 uur ontving ik van hem een bericht via Telegram, “Ik zie je wel. Bij de [adres] dan (duim emoticon)”. Ik heb geen idee hoe hij aan dat adres is gekomen, maar dat is wel mijn ouderlijk huis.
5. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 31 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 96):
Ik liep er bij de Eazie doorheen en zag twee mannen. Man 1 met de pet en [naam] gingen op het terras van Eazie aan een tafeltje zitten. Ik zag dat man 2 met de Gucci tas bleef staan. Ik hoorde dat man 1 zei dat [naam] geluk had gehad, omdat hij samen met zijn vrouw en dochtertje woonde. Ik maakte uit het gesprek op dat de onbekende opdrachtgever man 1 hier niet over had geïnformeerd. Het zou gaan om een lachgasschuld. Als [naam] de euro 5.000,00 niet aan man 1 zou betalen, zouden zij zijn woning alsnog beschieten en zijn pand opblazen. Tijdens het gesprek hoorde ik dat man 2 zei: “Ik heb tien jaar gezeten.”
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 februari 2024, voor zover inhoudende:
Ik heb [slachtoffers] in Den Haag ontmoet bij de Eazie Wok. Het klopt dat ik naar zijn huis ben gegaan. In de avond ben ik weer langs geweest. Ik kreeg van iemand anders te horen dat hij bij de [adres] was. Ik heb geld geboden voor dat adres.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 40):
Ik, [verbalisant] , zag op de telefoon van [slachtoffers] dat de persoon die de berichten naar [slachtoffers] verzonden had, gebruik maakte van de [gebruikersnaam] en ik zag dat [gebruikersnaam] ondertussen alle door hem verzonden berichten verwijderd had. Ik zag op de schermafbeeldingen een gesprek, waarin [slachtoffers] werd afgeperst.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 129-130):
Op vrijdag 11 augustus 2023 is de verdachte [verdachte] buiten heterdaad aangehouden. Bij zijn aanhouding zijn twee mobiele telefoons inbeslaggenomen. Daarvan werd de inbeslaggenomen mobiele telefoon van het merk Motorola en type E32 voorzien van [kenmerk] .
Dit proces-verbaal beschrijft het door mij, verbalisant, uitgevoerde onderzoek in de data van deze [kenmerk] .
De verdachte had op 10 februari 2023 de applicatie Telegram op zijn telefoon geïnstalleerd. Telegram staat bekend als een privacy vriendelijke chat-applicatie.
In de data is een bericht gevonden dat door Telegram op 10 februari 2023 naar de verdachte was verstuurd. De verdachte werd door Telegram aangesproken met [gebruikersnaam] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 55):
Ter aanvulling op de eerder verstrekte camerabeelden werden er nieuwe camerabeelden van de deurbelcamera overhandigd. Uit de aangifte is gebleken dat het tijdstip op de camerabeelden niet correct is. Bij het weergegeven tijdstip moet 1 uur opgeteld worden.
7. De eigen waarneming van de rechtbank van vorenbedoelde camerabeelden, aan de rechtbank verstrekt onder de bestandsnaam ‘Aanvullende beelden.mov’, voor zover inhoudende:
Twee mannen lopen het in beeld. De ene man stopt voor de ingang van de voortuin, de andere man loopt de voortuin in. Deze man heeft een smartphone in zijn hand. Vanaf 20:02:51 tot 20:03:05 is hij met twee handen bezig daarop iets in te toetsen.
3.4.
Nadere bewijsoverwegingen
De verdenking tegen de verdachte komt erop neer – zakelijk weergegeven – dat hij samen met anderen [slachtoffers] heeft geprobeerd af te persen, door hem onder de naam “ [gebruikersnaam] ” dreigende berichten te sturen via Telegram, met hem af te spreken bij de Eazie Wok in Den Haag en bij diens woning langs te gaan, bij welke gelegenheden de verdachte dreigende uitlatingen zou hebben gedaan.
De verdachte heeft daarover verklaard dat hij samen met een vriend van hem met [slachtoffers] bij de Eazie Wok in Den Haag heeft gesproken, omdat hij nog geld van [slachtoffers] moest krijgen in verband met een “lachgas-schuld”. De verdachte heeft verder verklaard dat hij tweemaal bij de woning van [slachtoffers] is langsgegaan en dat hij geld heeft geboden voor het adres van het ouderlijk huis van [slachtoffers] . De verdachte ontkent dat hij heeft geprobeerd om [slachtoffers] via Telegram of tijdens de ontmoeting af te persen. Hij zou nooit hebben gedreigd met geweld, noch geweld hebben gebruikt. Volgens de verdachte heeft [slachtoffers] een valse aangifte tegen hem gedaan, omdat [slachtoffers] vermoedde dat de verdachte de politie een anonieme tip over [slachtoffers] loods met lachgas had gegeven en [slachtoffers] hem op die manier wilde terugpakken. De verdachte heeft verklaard dat hij in het verleden op Telegram weliswaar de naam [gebruikersnaam] als gebruikersnaam had, maar dat hij deze niet meer gebruikte toen de vermeende dreigende berichten aan [slachtoffers] zouden zijn verstuurd. [slachtoffers] wist dat de verdachte in het verleden de naam [gebruikersnaam] gebruikte, en heeft daarom een account met de naam [gebruikersnaam] aangemaakt en de berichten aan zichzelf verstuurd om hem erin te luizen, aldus de verdachte.
De rechtbank overweegt over die verklaring als volgt.
De berichten die [slachtoffers] via Telegram van [gebruikersnaam] heeft ontvangen sluiten - qua tijdstip en strekking - naadloos aan op [slachtoffers] ontmoeting met de verdachte bij de Eazie Wok en het tweede moment dat de verdachte bij de woning van [slachtoffers] voor de deur stond. Als de verdachte in zijn verklaring zou worden gevolgd, betekent dat dat [slachtoffers] met een andere telefoon een account onder de naam [gebruikersnaam] heeft aangemaakt, vervolgens berichten aan zichzelf heeft gestuurd en er dan ook nog eens in is geslaagd deze aan zichzelf gestuurde berichten dusdanig accuraat op de gebeurtenissen af te stemmen dat het zou lijken alsof het de verdachte is geweest die de berichten aan [slachtoffers] heeft gestuurd. Dit zou bijvoorbeeld inhouden dat [slachtoffers] op 27 juli 2023, toen de verdachte om 21:02 uur bij zijn huis aanbelde, hem op de deurbelcamera heeft gezien en zichzelf vrijwel direct, vanaf het door hem aangemaakte account [gebruikersnaam] , om 21:03 uur een bericht heeft gestuurd met de tekst “waar ben je”. Dat [slachtoffers] in een dergelijk onverwachte situatie zo snel en doortrapt aan zichzelf een bericht zou sturen om dat de verdachte in de schoenen te kunnen schuiven, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. Bovendien blijkt uit die camerabeelden dat de verdachte op 21:03 uur zelf een bericht intoetst op zijn telefoon, waarvoor hij geen verklaring heeft gegeven. Wat betreft de ontmoeting bij de Eazie Wok op 25 juli 2023 zou de lezing van de verdachte inhouden dat [slachtoffers] een conversatie met zichzelf onder de naam [gebruikersnaam] heeft gevoerd over de afspraak bij de Eazie Wok. Daarbij valt op dat [gebruikersnaam] – na een vraag van [slachtoffers] hoe hij hem kan herkennen – zegt dat hij van Turkse komaf is en een rode broek draagt. Die omschrijving komt niet overeen met de verdachte, wat ongerijmd lijkt met de verklaring van de verdachte dat [slachtoffers] erop uit was om hem erin te luizen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook niet aannemelijk en schuift deze terzijde.
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat het de verdachte is geweest die onder de naam [gebruikersnaam] berichten heeft gestuurd aan [slachtoffers] . Zowel het sturen van die berichten als de ontmoeting bij de Eazie Wok, het opzoeken van [slachtoffers] bij diens huis en het melden van de locatie van diens ouderlijk huis, hebben bijgedragen aan een creëren van een dreigende sfeer. Daaraan heeft ook bijgedragen dat de verdachte zowel bij de afspraak bij de Eazie Wok als bij zijn bezoek aan de woning van [slachtoffers] een vriend heeft meegenomen. De aanwezigheid van die vrienden maakte de situatie voor [slachtoffers] extra bedreigend, in aanmerking genomen dat [slachtoffers] toen via Telegram al onder druk was gezet. Dat moet de verdachte ook hebben beseft. Bij de ontmoeting bij de Eazie Wok heeft de vriend van de verdachte zich ook niet onbetuigd gelaten door tegen [slachtoffers] te zeggen dat hij tien jaar heeft vastgezeten, wat in de context heeft bijgedragen aan de bedreigende sfeer. Dit geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 24 juli 2023 tot en met 28 juli 2023 te Nootdorp en Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffers] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, dat aan die [slachtoffers] , toebehoorde
- die [slachtoffers] via Telegram anoniem benaderd heeft en berichten heeft gestuurd waarin werd aangegeven dat verdachte de opdracht had om voor 5K de woning van die [slachtoffers] te beschieten en een granaat in de loods van die [slachtoffers] te gooien en dat die [slachtoffers] de kans geboden werd om meer dan 5000 euro te betalen waarna dit achterwege gelaten zou worden en de opdrachtgever dan kenbaar zou worden gemaakt wat een naaste of bekende van die [slachtoffers] zou zijn en waarbij werd aangegeven dat er nog geen uitvoering was gegeven aan voornoemde opdracht omdat die [slachtoffers] een vrouw en kind zou hebben en waarin in de berichten werd aangegeven dat verdachte wist waar
die [slachtoffers]was door zijn tijdelijke verblijfplaats waar hij onderdook te benoemen en
- bij de Eazie Wok in Den Haag heeft afgesproken met die [slachtoffers] waarbij uitlatingen werden gedaan van soortgelijke dreigende en intimiderende aard en
- aangebeld heeft bij de woning van die [slachtoffers] en zijn vrouw en kind waarbij via de intercom aan de vrouw van die [slachtoffers] werd gevraagd waar [slachtoffers] was en gezegd werd dat verdachte lachgashandelaar is en nog geld van die [slachtoffers] krijg
t, en
- gebeld heeft naar die [slachtoffers] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 31 oktober 2023, alsmede een contactverbod met het slachtoffer.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, over de strafoplegging geen strandpunt ingenomen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft geprobeerd iemand af te persen. Daartoe heeft hij het slachtoffer eerst via Telegram en later in persoon bedreigd met het beschieten van zijn woning en het gooien van een granaat in zijn loods als hij niet tot betaling van een geldbedrag van meer dan 5.000 euro zou overgaan. Bij die dreigementen heeft de verdachte meermaals concreet naar de persoonlijke thuissituatie van het slachtoffer verwezen. Zo heeft hij aangegeven dat hij weet waar het slachtoffer met zijn vrouw en kind woont. Vervolgens heeft hij bij de woning van het slachtoffer aan de deur gestaan, waarbij hij tegen de vrouw van het slachtoffer gezegd dat hij nog geld van het slachtoffer krijgt. De verdachte is zelfs zo ver gegaan dat hij iemand heeft betaald om het adres van de ouderlijke woning van het slachtoffer te verkrijgen en dat adres aan het slachtoffer mee te delen, terwijl het slachtoffer zich daar juist schuil hield om aan de dreiging te ontkomen. Daarbij heeft de verdachte op twee verschillende momenten een vriend meegenomen, waardoor het intimiderende effect van de dreigementen verder is toegenomen. Al het voorgaande heeft onmiskenbaar tot angstige gevoelens bij het slachtoffer en diens gezin geleid. De verdachte heeft op geen enkel moment inzicht in zijn handelen getoond en verantwoording voor zijn handelen genomen en heeft zelfs gesteld dat het slachtoffer de bedreigende berichten zelf heeft opgesteld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 februari 2024. Daaruit blijkt onder meer dat de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit in een proeftijd liep van een veroordeling van 19 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 31 oktober 2023. Volgens de reclassering is sprake van een hoog-gemiddeld recidiverisico. De reclassering signaleert problemen op meerdere leefgebieden, zoals het ontbreken van een zelfstandige woning, het ontbreken van werk, een mager steunnetwerk en forse schulden. In het verleden is de verdachte gediagnostiseerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waardoor interventies en toezicht nauwelijks gedragsverandering bewerkstelligen. Wel acht de reclassering aannemelijk dat als de verdachte huisvesting en werk/inkomen heeft, dit beschermende factoren zullen zijn en de verdachte dan minder snel in aanraking zal komen met justitie. De reclassering heeft meerdere bijzondere voorwaarden geformuleerd, te weten een meldplicht, een gedragsinterventie ten aanzien van de cognitieve vaardigheden, een ambulante behandelverplichting, een verplichting tot meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het inspannen voor het vinden van dagbesteding en de verplichting tot meewerken aan schuldhulpverlening. De verdachte heeft aangegeven hiervoor open te staan. Hoewel de reclassering door de beperkte leerbaarheid van de verdachte twijfelt aan de haalbaarheid, kunnen deze voorwaarden volgens de reclassering uiteindelijk wel bijdragen aan het verkrijgen van positieve en protectieve factoren die kunnen leiden tot recidivevermindering.
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Met die voorwaarden kan erop worden toegezien dat de verdachte zich inzet om een inkomen uit arbeid en zelfstandige huisvesting te bemachtigen, dat hij zijn cognitieve vaardigheden traint, dat hij meewerkt aan diagnostiek en behandeling van zijn psychische problemen en dat hij zijn financiën en sociaal netwerk bespreekbaar maakt. Daarmee beoogt de rechtbank de kans op herhaling te verkleinen. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met het slachtoffer stellen, teneinde het slachtoffer en diens naasten omgeving te beschermen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 26 september 2023 gevorderd dat de onder rolnummer 22-001541-20 door het gerechtshof Den Haag bij arrest van 19 januari 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van drie maanden, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging wegens de bepleite vrijspraak af te wijzen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen. Vast is komen te staan dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, immers heeft hij zich voor het einde van de proeftijd behorend bij de voorwaardelijke straf die hem in voormeld arrest was opgelegd wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, te weten het hiervoor bewezen verklaarde feit.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (vier) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij het Leger des Heils op de Triathlonstraat 3 te Rotterdam . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bekijkt tot hoever de veroordeelde deze interventie al heeft afgerond en bepaalt naar aanleiding daarvan of betrokkene deelneemt aan de CoVa als bijzondere voorwaarden en, zo ja, welke training het precies wordt. Betrokkene houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verblijft in Exodus of een andere instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel als haalbaar is en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en eventuele schulden. Indien van toepassing en uitvoerbaar, werkt hij mee aan het aflossen van schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffers] , geboren op 24 juni 1987;
geeft opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarbij voorwaarden zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag d.d. 19 januari 2023, gewezen onder rolnummer 22-001541-20, te weten gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H.J. Doornink, voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Langeveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2024.