ECLI:NL:RBDHA:2024:3523
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in vreemdelingenbewaring
Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van vreemdelingenbewaring. De verzoeker, een Nigeriaanse man, was op 29 januari 2024 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Tegen dit besluit heeft de verzoeker op 15 februari 2024 beroep ingesteld, dat op 29 februari 2024 ongegrond werd verklaard. De Staatssecretaris heeft de rechtbank op 26 februari 2024 in kennis gesteld van de bewaring, wat door de rechtbank werd gelijkgesteld met een door de verzoeker ingesteld beroep. De verzoeker trok dit beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De gemachtigde van de verzoeker voerde aan dat de kennisgeving ten onrechte was gedaan en dat er recht op proceskostenvergoeding bestond. De Staatssecretaris betwistte dit en stelde dat de werkzaamheden van de gemachtigde geen proceshandelingen waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet aan de verzoeker was tegemoetgekomen in de zin van de relevante wetgeving en dat er geen gronden waren om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen gronden van beroep had aangevoerd en dat er geen zitting had plaatsgevonden. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de verrichte werkzaamheden van de gemachtigde niet als proceshandelingen werden erkend onder het Besluit proceskosten bestuursrecht.