ECLI:NL:RBDHA:2024:351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL23.32705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening en toekenning proceskostenvergoeding in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van de verzoeker op 23 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de aanvraag. Na een aantal communicatie tussen de staatssecretaris en Zwitserland, waarbij de overdracht van de verzoeker aan Zwitserland was aangekondigd, heeft de staatssecretaris op 13 oktober 2023 aan de verzoeker laten weten dat de overdrachtstermijn was opgeschort. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij het beroep in Nederland kon afwachten.

De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 7 november 2023, maar heeft op 9 januari 2024 geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep in de bodemzaak. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft wel de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoeker. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 875,-, wat overeenkomt met 1 punt voor de verleende rechtsbijstand. De voorzieningenrechter heeft daarbij opgemerkt dat de staatssecretaris gedurende de procedure wisselende standpunten heeft ingenomen, wat aanleiding zou kunnen geven voor toekenning van proceskosten in deze procedure, maar dat deze kosten al vergoed worden in de bodemzaak.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32705
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding en procesverloop

De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van verzoeker op 23 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
Op 28 augustus 2023 heeft de staatssecretaris aan Zwitserland meegedeeld dat de overdracht geannuleerd wordt, omdat toepassing is gegeven aan artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening, welk artikel opschortende werking heeft.
Op 11 oktober 2023 heeft de staatssecretaris aan Zwitserland meegedeeld dat verzoeker op 19 oktober 2023 zal worden overgedragen.
Op 13 oktober 2023 heeft de staatssecretaris aan verzoeker kenbaar gemaakt dat de overdrachtstermijn is opgeschort.
Verzoeker heeft tegen de opschorting van de overdrachtstermijn beroep ingesteld, zaaknummer NL23.32701. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat hij het beroep in Nederland mag afwachten.
Bij brief van 18 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de rechtbank geïnformeerd dat verzoeker het beroep in Nederland mag afwachten, dat de overdracht is geannuleerd en dat er dus geen belang meer is bij de voorlopige voorziening. Daarbij heeft de staatssecretaris aan verzoeker een proceskostenvergoeding aangeboden voor het indienen van de voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het verzoek, samen met de zaak NL23.32701, op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A. Khalaf en mr. E. Berger als waarnemers voor de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.32701, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Vaststaat dat de staatssecretaris een proceskostenvergoeding aan verzoeker heeft aangeboden ter hoogte van 1 punt.
Reeds om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een proceskostenveroordeling ter waarde van 1 punt toe. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Gelet op de proceskostenvergoeding in de bodemzaak vanwege het innemen van wisselende standpunten door de staatssecretaris gedurende de procedure zou daarin ook aanleiding zijn gelegen voor toekenning van de proceskosten in deze procedure. Gezien de gelijktijdige behandeling ter zitting, worden de kosten voor het verschijnen ter zitting echter al vergoed in de bodemzaak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.