Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker], eiser
Inleiding en procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van de verzoeker op 23 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de aanvraag. Na een aantal communicatie tussen de staatssecretaris en Zwitserland, waarbij de overdracht van de verzoeker aan Zwitserland was aangekondigd, heeft de staatssecretaris op 13 oktober 2023 aan de verzoeker laten weten dat de overdrachtstermijn was opgeschort. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij het beroep in Nederland kon afwachten.
De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 7 november 2023, maar heeft op 9 januari 2024 geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep in de bodemzaak. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft wel de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoeker. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 875,-, wat overeenkomt met 1 punt voor de verleende rechtsbijstand. De voorzieningenrechter heeft daarbij opgemerkt dat de staatssecretaris gedurende de procedure wisselende standpunten heeft ingenomen, wat aanleiding zou kunnen geven voor toekenning van proceskosten in deze procedure, maar dat deze kosten al vergoed worden in de bodemzaak.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.