ECLI:NL:RBDHA:2024:350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet inhoudelijk in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft zijn asielaanvraag ingediend, maar deze is door verweerder niet in behandeling genomen op grond van het feit dat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de beoordeling. Eiser betoogt dat hij in Duitsland aan zijn lot zal worden overgelaten en dat de opvangfaciliteiten daar slecht zijn. Hij vreest voor discriminatie en een mogelijke uitzetting naar Algerije, waar hij gevaar loopt. Eiser is van mening dat verweerder een zelfstandig onderzoek moet verrichten naar de situatie in Duitsland voor asielzoekers.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel houdt in dat verweerder mag vertrouwen op de naleving van Europese en mensenrechtenverdragen door andere lidstaten. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat Duitsland niet in staat is om zijn asielaanvraag op een zorgvuldige manier te behandelen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de overdracht aan Duitsland rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er al op het beroep is beslist. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39058 (beroep) en NL23.39059 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het door verweerder niet inhoudelijk in behandeling nemen van zijn asielaanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 2001. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser bij besluit van 12 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de inhoudelijke beoordeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser geeft aan helemaal niets te hebben in Duitsland en dat hij daar aan zijn lot overgelaten zal worden. Eiser stelt dat de opvangfaciliteiten in Duitsland slecht zijn en dat hij geen medische behandeling heeft gekregen voor zijn been. Daarnaast geeft eiser aan dat hij vreest voor discriminatie en dat hij in detentie geplaatst zal worden. Eiser voert verder aan dat hem is aangezegd Duitsland te verlaten en dat zijn aanvraag daarom niet in behandeling zal worden genomen. Ook vreest eiser dat hij uitgezet zal worden naar Algerije, waar hij gevaar loopt. Eiser is van mening dat verweerder een eigen, zelfstandig onderzoek moeten verrichten naar de juridische en feitelijke situatie in Duitsland ten aanzien van asielzoekers. Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende onderzocht of eiser daadwerkelijk een asielaanvraag in Duitsland heeft gedaan. Daarnaast geeft eiser aan dat het volstrekt onduidelijk is of eiser wel in Duitsland toegelaten zal worden tot de asielprocedure. Tot slot voert eiser aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Duitsland dit niet doet.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat Duitsland in het algemeen de verdragsverplichtingen niet nakomt en heeft ook niet geconcretiseerd waaraan en met welke reden verweerder nader onderzoek dient te verrichten betreffende de (opvang)voorzieningen. Ook de door eiser gestelde medische problemen zijn geen reden om het verzoek om internationale bescherming inhoudelijk in behandeling te nemen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat niet is gebleken van een zodanige lichamelijke aandoening, dat overdracht aan Duitsland een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van eisers gezondheidstoestand zal opleveren. Hierbij is van belang dat de medische voorzieningen in Duitsland van vergelijkbare kwaliteit als van die in Nederland worden geacht te zijn.
5.2.
Verder hebben de Duitse autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te zullen nemen en zijn de verdragen en Europese richtlijnen ook geldig ten aanzien van de asielprocedure in Duitsland. Bij voorkomende problemen betreffende de opvang- of medische voorzieningen in Duitsland is het aan eiser om te klagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) autoriteiten.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Duitsland. Verweerder heeft alle door eiser aangevoerde omstandigheden en belangen voldoende betrokken in zijn beoordeling.
7. Tot slot overweegt de rechtbank dat het Hof van Justitie van de Europese Unie onlangs heeft geoordeeld dat - kort gezegd - een rechter bij een overdrachtsbesluit niet mag toetsen of indirect refoulement aannemelijk is wanneer deze rechter niet vaststelt dat er in de aangezochte lidstaat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken. [2] Nu verweerder heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland, zal de rechtbank daarom niet meer op deze beroepsgrond ingaan.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu er op het beroep wordt beslist.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van C. Gümüş, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen verzet of hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Uitspraak van 30 november 2023,